H2 - Grammatica - week 4 - Naamwoordelijk gezegde - les 5 - soorten werkwoorden

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Slide 1 - Diapositive

- Stillezen
- Soorten werkwoorden

Doel: 
- Je verdeelt een zin in zinsdelen.
- Je kunt het verschil zien tussen een naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde.
- Je geeft aan welk werkwoord de actie aangeeft (zww)
- Je geeft aan welk ww alleen maar hulpje is. 



Vandaag in de les:

Slide 2 - Diapositive

Stillezen
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Er bestaan twee soorten zinnen:

1. Het onderwerp doet iets of deed iets;
2. Het onderwerp is iets.

In zin 1 zit een werkwoordelijk gezegde
In zin 2 zit een naamwoordelijk gezegde. 
Actief of 'staat van zijn'
Het is of/of, niet en/en

Slide 4 - Diapositive

Je kunt aangeven of een werkwoord een koppel- of hulpwerkwoord of een zelfstandig werkwoord is. 

Werkwoord - Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat. Werkwoorden geven aan in welke tijd de zin staat: de verleden, tegenwoordige of toekomende tijd. Het werkwoord past zich altijd aan aan het onderwerp van de zin
Wat voor soort werkwoord?

Slide 5 - Diapositive

Je kunt aangeven of een werkwoord een koppel- of hulpwerkwoord of een zelfstandig werkwoord is. 

Zelfstandig werkwoord (ZWW)- geeft aan wat het onderwerp doet (gooien, lopen, vangen, schrijven, denken) - kan alleen in de zin staan.  Hoort in werkwoordelijk gezegde
Hulpwerkwoord(HWW) - kan niet alleen in de zin staan, helpen ZWW of KWW altijd.  Hoort in alle gezegdes
Koppelwerkwoord  (KWW)- koppelt het onderwerp aan hetgeen wat erover gezegd wordt - Hoort in naamwoordelijk gezegde
Wat voor soort werkwoord?
onmogelijk
Het KWW en ZWW kunnen nooit samen in een (enkelvoudige) zin staan

Slide 6 - Diapositive

Koppelwerkwoord  (KWW)- koppelt het onderwerp aan hetgeen wat erover gezegd wordt - Hoort in naamwoordelijk gezegde

Zijn, worden, blijken, lijken, schijnen, blijven. 

De bal is rond.                     

De jongen wordt dokter.
Wat voor soort werkwoord?

Slide 7 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord (ZWW)- geeft aan wat het onderwerp doet (gooien, lopen, vangen, schrijven, denken) - kan alleen in de zin staan. Hoort in werkwoordelijk gezegde

De jongens zouden naar school fietsen

Maar ze zijn van hun fiets gevallen

Ze hebben daardoor verder moeten lopen 
Wat voor soort werkwoord?

Slide 8 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord (ZWW)

De jongens zouden naar school fietsen
Maar ze zijn van hun fiets gevallen
Ze hebben daardoor verder moeten lopen 

Welke regel kun je uit deze voorbeelden leren?

Wat voor soort werkwoord?

Slide 9 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord (ZWW)

De jongens zouden naar school fietsen
Maar ze zijn van hun fiets gevallen
Ze hebben daardoor verder moeten lopen 

Welke regel kun je uit deze voorbeelden leren?

Wat voor soort werkwoord?
Zelfstandig werkwoord is laatste ww in de zin!

Slide 10 - Diapositive

Waarom heet een koppelwerkwoord een koppelwerkwoord?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het NG? [vergeet haken niet]
Die jonge docente was mentor van 2B

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het NG? [vergeet haken niet]
Ook in Nederland wordt een warme
zomer heel gewoon

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het NG? [vergeet haken niet]
Pas gisteren bleek zijn bekentenis
hartstikke vals

Slide 14 - Question ouverte

Benoem HWW, ZWW, KWW
Theo Maassen heeft een tijdje geleden een trofee gestolen

Slide 15 - Question ouverte

Benoem HWW, ZWW, KWW
Dit voorjaar gooide hij iemands camera stuk

Slide 16 - Question ouverte

Benoem HWW, ZWW, KWW
Theo heeft een kort lontje.

Slide 17 - Question ouverte

Benoem HWW, ZWW, KWW
Maar in het theater laat hij ons allemaal lachen.

Slide 18 - Question ouverte

Wat:  Jouw leerlijn grammatica woordsoorten H3
Wanneer: Deze les en volgende les. 
Hoe: maak het voor jezelf. Probeer zo min mogelijk te overleggen. Ga niet als een kip zonder kop aan de slag: als het je niet lukt, vraag het dan!

Klaar? -  oefenen, oefenen, oefenen! Maak de oefeningen bij trainen, op it's learning staan een aantal sites waar je ook kunt oefenen. Gebruik je tijd goed, je kunt beter overdrijven!
Aan de slag:

Slide 19 - Diapositive