ZINSDELEN EN FORMULEREN herhaling

Terugblik en herhaling: zinsdelen en formuleren
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Terugblik en herhaling: zinsdelen en formuleren

Slide 1 - Diapositive

De hond werd voortdurend gepest en tenslotte ziek.
Verbeter de samentrekking.

Slide 2 - Question ouverte

De hond werd voortdurend gepest en tenslotte ziek.
Aan welke voorwaarde wordt niet voldaan?
A
Functie
B
Betekenis
C
Getal

Slide 3 - Quiz

In onze straat wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.
Verbeter de samentrekking.

Slide 4 - Question ouverte

In onze straat wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.
Aan welke voorwaarde wordt niet voldaan?
A
Functie
B
Betekenis
C
Getal

Slide 5 - Quiz

Het lukte haar niet de beste te blijven en begon nerveus te worden.
Verbeter de samentrekking.

Slide 6 - Question ouverte

Het lukte haar niet de beste te blijven en begon nerveus te worden.
Aan welke voorwaarde wordt niet voldaan?
A
Functie
B
Betekenis
C
Getal

Slide 7 - Quiz

De boot was goed uitgerust en de bemanning ook.
Verbeter de samentrekking.

Slide 8 - Question ouverte

De boot was goed uitgerust en de bemanning ook.
Aan welke voorwaarde wordt niet voldaan?
A
Functie
B
Betekenis
C
Getal

Slide 9 - Quiz

De clown trok zijn kleren uit en trok zich niets van van zijn publiek aan.
Verbeter de samentrekking.

Slide 10 - Question ouverte

De clown trok zijn kleren uit en trok zich niets van van zijn publiek aan.
Aan welke voorwaarde wordt niet voldaan?
A
Functie
B
Betekenis
C
Getal

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Lijdende of bedrijvende vorm?

De leerling heeft de toets gisteren niet kunnen maken.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 15 - Quiz

Lijdende of bedrijvende vorm?

De hond werd door zijn baasje naar de dierenarts gebracht.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 16 - Quiz

Lijdende of bedrijvende vorm?

Het pakketje werd door de bezorger opgehaald.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Beknopte bijwoordelijke bijzin
Herken je aan:
  1. Onvoltooid deelwoord: Lopend naar de overkant werd hij bijna aangereden.
  2. Voltooid deelwoord: In roomboter gebraden smaakt het vlees hem erg goed.
  3. Te + infinitief: Na koffie gedronken te hebben, vervolgden we onze busreis. 

Slide 20 - Diapositive

Foutieve beknopte bijwoordelijke bijzinnen
  • Het onderwerp van de beknopte bijzin is niet hetzelfde als het onderwerp van de hoofdzin.

Lopend naar de overkant reed de auto hem bijna aan.
In roomboter gebraden eet hij het vlees met smaak op.
Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder.

Slide 21 - Diapositive

Na drie uur overlegd te hebben, zagen de Philipsmedewerkers af van de staking.
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

Kijkend uit het raam, vielen de dakpannen naar beneden.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

Hoe verbeter je deze foutieve beknopte bijwoordelijke bijzinnen?
Beknopte bijzin in een gewone bijzin veranderen (met onderwerp, persoonsvorm (en voegwoord)).

Lopend naar de overkant reed de auto hem bijna aan -> 
Toen hij naar de overkant liep, reed de auto hem bijna aan. 

Slide 24 - Diapositive

Hoe verbeter je deze foutieve beknopte bijwoordelijke bijzinnen?
Verander de hoofdzin en vul het verzwegen onderwerp in. 

Lopend naar de overkant reed de auto hem bijna aan.
Lopend naar de overkant werd hij bijna aangereden door een auto. 

Slide 25 - Diapositive

Verbeter de onderstaande foutief beknopte bijzin:
In kennelijke staat van dronkenschap verkerend, vond de agent hem in de goot.

Slide 26 - Question ouverte

Hoe verbeter je deze foutief beknopte bijzin?
Na een uur gewacht te hebben arriveerde de bus.

Slide 27 - Question ouverte

Verbeter deze zin:
Vrolijk dansend, werden de aardappels geschild.

Slide 28 - Question ouverte

Inversie: ow staat achter pv
  • Meest gangbare zinsopbouw = onderwerp, persoonsvorm en ander zinsdeel (OPA)
    Iedereen (ow) / verlangt (pv) / naar het einde van de lockdown.

  • Als in een zin het onderwerp achter de persoonsvorm staat, heet dat inversie. Op de eerste plaats van de zin staat dan de persoonsvorm (PO) of een ander zinsdeel (APO)
  • Naar het einde van de lockdown / verlangt (pv) / iedereen (ow).

Slide 29 - Diapositive

De finale van Wie is de mol ga ik zeker kijken.
A
Geen inversie
B
Inversie

Slide 30 - Quiz

Inversie
  • Bij vraagzinnen. 
  • Zinnen die beginnen met ander zinsdeel (A): APO.
  • Zinnen die beginnen met een bijzin. 



Onjuiste inversie: inversie bij hz+hz
  • Komt soms voor bij nevenschikkende zinnen. 
  • Nevenschikkend = twee hoofdzinnen naast elkaar. 
  • Hoofdzin+hoofdzin herken je aan de voegwoorden: en, maar, dus, of, want. 

Slide 31 - Diapositive

Stappenplan inversie
  1. Kijk of je te maken hebt met hoofdzin+hoofdzin (nevenschikkend) of hoofdzin+bijzin (onderschikkend)
  2. Hoofdzinnen hebben altijd de volgorde onderwerp-persoonsvorm.  Controleer of dit klopt, indien je te maken hebt met twee hoofdzinnen. 
  3. Verbeter de zin indien nodig: draai persoonsvorm-onderwerp om. 

Slide 32 - Diapositive

Uw bestelling is vandaag verzonden en kunt u via de track-and-tracecode uw pakket volgen.
A
Inversie
B
Onjuiste inversie

Slide 33 - Quiz

En nu... Verwijswoorden

Slide 34 - Diapositive

Kies het juiste antwoord: ... is het allermoeilijkste ... ik ooit heb gedaan.
A
dat/ dat
B
wat / dat
C
wat / wat
D
dat / wat

Slide 35 - Quiz

Het kleine meisje, .... ik heb helpen oversteken, was heel vrolijk
A
wat
B
dat
C
die
D
deze

Slide 36 - Quiz

Het laatste...ik doe is de hond uitlaten.
Dat is alles ... ik wilde zeggen.
A
dat, dat
B
dat, wat
C
wat, dat
D
wat, wat

Slide 37 - Quiz

Omdat de bibliotheek gaat verbouwen stuur ... al ... leden een brief
A
hij/ zijn
B
het/ zijn
C
hij/ haar
D
ze/ haar

Slide 38 - Quiz

In maart mag de bevolking ... stem uitbrengen voor een nieuw parlement
A
zijn
B
haar

Slide 39 - Quiz

Marc laat ... brommer ieder jaar nakijken om ... in topconditie te houden.
A
haar/ haar
B
zijn/ hem
C
zijn/ die
D
zijn/ het

Slide 40 - Quiz

Wanneer heb je die mooie motorboot van ... overgenomen?
A
hen
B
hun
C
het
D
zij

Slide 41 - Quiz

Els en Ada vinden het heel jammer dat Tamar ... niet met wiskunde helpt.
A
hen
B
hun
C
het
D
zij

Slide 42 - Quiz

Bij ... nieuwe werkgever moet Nora veel overwerken, ... haar slecht bevalt
A
zijn, dat
B
haar, dat
C
haar, wat
D
zijn, wat

Slide 43 - Quiz

De bibliotheek organiseert vaak leuke activiteiten voor [zijn] leden.
Klopt de verwijzing?
A
De verwijzing is correct
B
haar
C
hun
D
het

Slide 44 - Quiz

De hond is voor veel mensen een kameraad [met wie] ze een hechte band opbouwen.

Klopt de verwijzing?
A
De verwijzing is correct
B
waarop
C
waarmee
D
op wie

Slide 45 - Quiz

Hij vindt het meisje leuk ... bij hem in de klas zit.
A
die
B
dat

Slide 46 - Quiz

Het schoolbestuur heeft ... voorzitter uit ... functie ontheven.
A
haar, zijn
B
haar, haar
C
zijn, zijn

Slide 47 - Quiz

Het ergste ... ons kan overkomen, is online les!
A
dat
B
wat

Slide 48 - Quiz

Hij smakt altijd zo, ... ik ontzettend irritant vind
A
dat
B
wat

Slide 49 - Quiz

Vul in:
Het mooiste cadeau ... hij gekregen heeft, is een voldoende voor Engels.
A
dat
B
wat

Slide 50 - Quiz

En de laatste vraag...

Slide 51 - Diapositive

Vul in:
De vrouw ... ik je zojuist vertelde, werkte vroeger bij ons op school.
A
waarover
B
over wie

Slide 52 - Quiz