Les 5: begrijpend lezen richting toetsweek havo 23'

Les 5 - Begrijpend lezen richting toetsweek havo 2
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Les 5 - Begrijpend lezen richting toetsweek havo 2

Slide 1 - Diapositive

Vorige les heb je...
...geoefend met leesvaardigheid (teskten en vragen).
...samenvatting doorgelezen.

Slide 2 - Diapositive

Vandaag ga je...
...nog meer oefenen met leesvaardigheid (m.n. signaalwoorden en verbanden).

Slide 3 - Diapositive

Herhaling belangrijke begrippen leesvaardigheid    jaar 1 en jaar 2
Jaar 1:
  • Onderwerp, deelonderwerp
  • Hoofdgedachte
  • Kernzin
  • Opbouw tekst: inleiding, middenstuk, slot
  • Opbouw alinea: kernzin + voorbeeld/toelichting
  • Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
  • 4 manieren om een tekst in te leiden
  • 3 manieren om een tekst af te sluiten
  • Objectief, subjectief
  • Mening, argument

  • Verwijswoorden
  • Leesstrategieën
  • 3 soorten publiek
  • Hoofd- en bijzaken
  • Mening, argument, tegenargument

Jaar 2:
  • Signaalwoorden
  • Zins- en alineaverbanden
  • Verbindingsmanieren tussen      alinea's

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Noteerwijze: hoe schrijf je het op?
‘Naar verwachting wordt ruimtetoerisme in de toekomst steeds betaalbaarder en dus toegankelijker voor een groot publiek.’

Welk verband geeft het signaalwoord ‘dus’ hier aan? 
Noteer de delen van dit verband.

Uitspraak-conclusie
 
Uitspraak: Ruimtetoerisme wordt in de toekomst steeds betaalbaarder
Conclusie: Ruimtetoerisme wordt toegankelijker voor een groot publiek. 

Slide 6 - Diapositive

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?

b. Noteer de delen van het verband.


c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?

Slide 7 - Diapositive

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?
uitspraak-opsomming
b. Noteer de delen van het verband.


c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?

Slide 8 - Diapositive

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?
uitspraak-opsomming
b. Noteer de delen van het verband.
uitspraak: Kledingwinkels zijn het hardst getroffen.
opsomming: Winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken.

c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?

Slide 9 - Diapositive

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?
uitspraak-opsomming
b. Noteer de delen van het verband.
uitspraak: Kledingwinkels zijn het hardst getroffen.
opsomming: Winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken.
c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?
Door middel van een signaalwoord.

Slide 10 - Diapositive

Signaalwoorden en verbanden
De meeste middelbare scholieren in Nederland gaan vanaf dinsdag weer één dag per week naar school. Dat blijkt uit een enquête van de VO-raad onder ruim 400 schoolleiders. Op de andere dagen volgen leerlingen onderwijs vanuit huis. Zo streamt de helft van de scholen de lessen, zodat leerlingen thuis mee kunnen kijken. (NOS, 29 mei 2020)

a. Welke signaalwoorden zie je hier?

b. Welke verbanden hoort daar bij?

c. Noteer de delen van het verband.


Slide 11 - Diapositive

Slim of dom?

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag!
Lees de volgende tekst grondig ('Topsporter is per definitie slim'). Download deze tekst uit SomToday.

Maak daarna de vragen op de volgende slides.

Slide 13 - Diapositive

1. Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?

Slide 14 - Question ouverte

2. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op.
a Dat (r. 17)
b Dat (r. 37)
c Die(r.43)
d Dat(r.62)

Slide 15 - Question ouverte

3. In de inleiding staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden.
a Schrijf dat signaalwoord op.
b Schrijf de uitspraak op.
c Schrijf de reden op.

Slide 16 - Question ouverte

4. a. Past het tussenkopje 'Sportprestaties' goed bij de belangrijkste inhoud van alinea 3?
Leg je antwoord uit.
b Bedenk een ander passend tussenkopje voor alinea 3.

Slide 17 - Question ouverte

5. In regel 41 staat het signaalwoord 'omdat'.
a Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
b Schrijf de delen van dit verband volledig op.

Slide 18 - Question ouverte

6. Op welke manier zijn de vijfde en zesde alinea met elkaar verbonden? Licht je antwoord kort toe.

Slide 19 - Question ouverte

7. Schrijf de hoofdzaak/hoofdzaken van alinea 4 op.

Slide 20 - Question ouverte

8. Schrijf het juiste antwoord op. In deze tekst:
A
brengt de schrijver zijn eigen mening naar voren.
B
geeft de schrijver een of meer meningen van anderen.
C
beschrijft de schrijver een of meer meningen van anderen en voegt daar zijn eigen mening aan toe.

Slide 21 - Quiz

9. a Is tekst4 objectief of subjectief?
b Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Question ouverte

Einde van deze les

Slide 23 - Diapositive