H2 U5 Uitleg aanwijzend vnw

H2A
Sryanne
Kaya
Liselotte
Tom
Yara
Tcivor
Joanh
Quinty
Ruben
JustinH
Emma
Justi W
Noah
Yenthe
Manuel
levi
David
Mitchell
Dex 
Tess
Kay
Finn
Viggo
Levi S
Mink
Benjamin
Docent
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H2A
Sryanne
Kaya
Liselotte
Tom
Yara
Tcivor
Joanh
Quinty
Ruben
JustinH
Emma
Justi W
Noah
Yenthe
Manuel
levi
David
Mitchell
Dex 
Tess
Kay
Finn
Viggo
Levi S
Mink
Benjamin
Docent

Slide 1 - Diapositive

Plan du cours
Bonjour!!
- répitition (herhalen) rangtelwoorden
- Corriger (nakijken) écouter 5.4
-Het aanwijzend voornaamwoord
-Les devoirs 


Slide 2 - Diapositive

Na deze les:
- ken je het aanwijzend voornaamwoord in het Frans

- pas je het aanwijzend voornaamwoord toe

Slide 3 - Diapositive

Nakijken : écouter
Prends ton livre à la page 60 
Dialogue 1: Exercice 12. 1 en 2
exercice 13 . 1,2,3,4

Dialogue 2 : exercice 12. 3 en 4
exercice 13 . 5,6,7,8

 

Slide 4 - Diapositive

Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 5 - Diapositive

Geef één of meer voorbeelden van het aanwijzend voornaamwoord in het NEDERLANDS

Slide 6 - Question ouverte

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze

Slide 7 - Quiz

Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 8 - Quiz

Het aanwijzend voornaamwoord
Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst.

Dat meisje heeft die mooie tekening gemaakt.
 Dat en die = aanwijzend vnw

Slide 9 - Diapositive

En français
Je hebt verschillende vormen in het Frans






>  kijk naar het woord het aanwijzend vnw.

J'adore le pantalon > J'adore ce pantalon!

Slide 10 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord 1
MANNELIJK ENKELVOUD 
> ce

LET OP!
begint het woord met een klinker of stomme h
Gebruik: CET.  par exemple: Cet hôtel est fermé.

Slide 11 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord 2
> vrouwelijk enkelvoud > cette

J'aime la robe! > J'aime cette robe!

> meervoud > ces
Je veux les chaussures. > Je veux ces chaussures

Slide 12 - Diapositive

Stappenplan aanwijzend vnw 

Kijk naar het woord ACHTER het aanwijzend voornaamwoord. Stel jezelf dan de volgende vraag:
a. Is het meervoud? Gebruik dan ces
b. Is het vrouwelijk? Gebruik dan cette
c1. Is het mannelijk? Gebruik dan ce
c2. Is het mannelijk en begint het met een klinker of een h? Gebruik dan cet






Slide 13 - Diapositive

En nu even oefenen:

Slide 14 - Diapositive

sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw 
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux

Slide 15 - Question de remorquage

_____ livre [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 16 - Quiz

________ autographe [mannelijk]
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 17 - Quiz

______agenda [mannelijk]
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet

Slide 18 - Quiz

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
adresse (v/ev)
timer
0:30

Slide 19 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in van het aanwijzend voornaamwoord:
… ami

Slide 20 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in van het aanwijzend voornaamwoord:
… amie

Slide 21 - Question ouverte

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
homme
timer
0:30

Slide 22 - Question ouverte

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
hommes
timer
0:30

Slide 23 - Question ouverte

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
hôtel
timer
0:30

Slide 24 - Question ouverte

________ filles
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 25 - Quiz

_______ billet [mannelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 26 - Quiz

______ soirée
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 27 - Quiz

garçons
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 28 - Quiz

_____ acteur
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 29 - Quiz

_______ émission (v)
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 30 - Quiz

________ magazine (m)
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces

Slide 31 - Quiz

______ journaux
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 32 - Quiz

________ dame
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 33 - Quiz

chanteuses
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 34 - Quiz

______ salade (v)
A
cet
B
ce
C
ces
D
cette

Slide 35 - Quiz

Exercice 
Maak exercice 16abcde page 63-65

Slide 36 - Diapositive