Samenstellingen

Wat gaan we doen vandaag?

     Lesdoel 
     Instructie samenstellingen
     Zelfstandig werken
     Nakijken 
     Einde les 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen vandaag?

     Lesdoel 
     Instructie samenstellingen
     Zelfstandig werken
     Nakijken 
     Einde les 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je wat een samenstelling is en weet je hoe je deze schrijft.

Waarom? Er zijn acht uitzondering, het is handig om de regel te kennen.

Slide 2 - Diapositive

Met of zonder -s?
Hoofdregel
In samenstellingen wordt een -s geschreven, wanneer deze ook wordt uitgesproken.

stationsplein
moederskindje
scheepswrak

Slide 3 - Diapositive

Met -e of -en? 
Hoofdregel
De tussen -en wordt geschreven wanneer het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en.

Het is dus: kippenei, want het meervoud van kip is alleen kippen.

Slide 4 - Diapositive

Acht uitzonderingen
Sommige woorden houden een -e als tussenletter,
hoewel ze als je de hoofdregel zou volgen -en zouden moeten krijgen.

Slide 5 - Diapositive

1. Meervoud op -s
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op –s.

horloge – horloges
horlogemaker

Slide 6 - Diapositive

2. Meervoud op –s en -en
Het eerste deel heeft twee meervouden,
op –s en op –en 

groente – groenten + groentes
groentesoep

Slide 7 - Diapositive

3. Unieke persoon of zaak
Woorden die verwijzen naar een unieke persoon of zaak:

zonnestraal
maneschijn
Koninginnedag

Tip: er is er maar 1 van!

Slide 8 - Diapositive

4. Versterking 
In bijvoeglijke naamwoorden waarvan het eerste deel alleen maar wordt gebruikt als versterking van het bijvoeglijke tweede deel: 
Hoe trots? apetrots
boordevol
reuzeleuk
beregoed

Slide 9 - Diapositive

5. Geen meervoud
Het eerste deel van het woord is een zelfstandig naamwoord zonder meervoud:

rijstepap
roggebrood

Slide 10 - Diapositive

6. Bijvoeglijk naamwoord
Het eerste deel van het woord is een bijvoeglijk naamwoord:

hogeschool
blindedarm

Slide 11 - Diapositive

7. Werkwoord
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord,
maar een werkwoord. 

brekebeen
spinnewiel

Slide 12 - Diapositive

Let op: dier + plant
Woorden van het type ‘dier+plant’ vallen onder de hoofdregel en krijgen een tussen-n:

eendenkroos
rattenkruid
paardenbloem

Slide 13 - Diapositive

Wat ga je doen?

Maak opdr. 1 t/m 5 , H5 paragraaf woordenschat
Zelfstandig
Stilte 
Vragen? Steek je vinger op


Slide 14 - Diapositive