hoofdstuk 9 par. 2 en 3

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

paragraaf 9.2 kostensoorten

• inkoopwaarde van de ingekochte producten
• loonkosten
• kosten diensten van derden 
• afschrijvingskosten
• rentekosten
• Verkoopkosten
• voorraadkosten
• huisvestingskosten

Bijvoorbeeld het inhuren van een glazenwasser door een bedrijf. 

Loonkosten en de wig

Afschrijven

• waarom?
• 'duurzame productiemiddelen' gaan gedurende langere tijd mee, daardoor zijn de kosten niet gelijk aan de uitgave bij aanschaf.

Afschrijvingskosten

bij afschrijven zijn 3 gegevens belangrijk:

• aanschafwaarde
• levensduur
• restwaarde  

Formule afschrijvingskosten

​levensduur​​aanschafwaarde−restwaarde​​=afschrijving

rentekosten

Lening

aflossen = terug betalen van de lening

rente = kosten voor het lenen van geld

paragraaf 9.3 variabele en constante kosten

TVK = totale variabele kosten

TCK = totale constante kosten (vaste kosten)

Constante & variabele kosten

Er zijn twee soorten totale kosten:

- Totale constante kosten (TCK): onafhankelijk van de productieomvang (q)

- Totale variabele kosten (TVK): afhankelijk van de productieomvang (q)

Kosten

Totale kosten = totale variabele kosten + totale constante kosten

TK = TVK + TCK

De TK functie

TK = 200q+100.000

De variabele kosten per product zijn 200. Deze zijn afhankelijk van de afzet.

De constante kosten zijn 100.000 en onafhankelijk van de afzet.

Gegeven: TK= 14q + 235.000
(TK in €, q in stuks)
Met hoeveel euro nemen de totale kosten toe als er één product meer wordt geproduceerd?

Gegeven: TK= 14q + 235.000
(TK in €, q in stuks)
Hoe groot zijn de totale constante kosten?

Gegeven: TK= 14q + 235.000
(TK in €, q in stuks)
Bereken de totale kosten bij een productie van 100.000 stuks.

vul de tabel in als
TK = 5q +100 en
TO = 20q
maak een foto

Wat valt op?

aan de slag

checklist 9.2 maken

taken deze week opgaven 9.6, 9.9, 9.10, 9.11

week 6 les 2

we gaan verder met de GTK, GVK en GCK

Je krijgt een opdracht tijdens deze les.

(Gemiddelde) totale kosten

De variabele kosten en de constante kosten samen zijn dus de totale kosten

--> TK = TVK + TCK

Bijvoorbeeld TK=5q+10.000

De gemiddelde variabele kosten en de gemiddelde constante kosten zijn samen de gemiddelde totale kosten

--> GTK = GVK + GCK

Gemiddeld constante kosten

De gemiddelde kosten, zijn de kosten per product. 

TK = GVK.q + TCK

TK = 5q +10.000

• GCK = TCK / q --> constante kosten per product zullen dalen als je meer gaat produceren! De constante kosten per product dalen dus als q stijgt. Bekijk de tekening goed!

Variabele kosten

3 varianten:

• proportioneel 
  als q toeneemt met 10%, neemt TVK toe met 10%
• degressief 
  als q toeneemt met 10%, neemt TVK toe met < 10%
• progressief
  als q toeneemt met 10%, neemt TVK toe met > 10%

Gemiddeld variabele kosten per product

De gemiddelde kosten, zijn de kosten per product. 

TK = GVK.q + TCK

TK = 5q +10.000

• GVK = TVK / q --> variabele kosten per product (in dit voorbeeld zijn de variabele kosten per product dus 5)
• Er zijn drie verschillende soorten variabele kosten.

GCK dalen bij toename van q

Bij welke beschrijving past deze grafiek?

1. geen constante kosten, proportioneel variabele kosten
2. constante kosten, progressief variabele kosten
3. constante kosten, proportioneel variabele kosten
4. geen constante kosten, degressief variabele kosten

In welke grafiek is geen sprake van proportioneel variabele kosten?

1. 
2. 
3. 
4. 

Gegeven is de kostenfunctie:
TK = 134q + 123.000.
Er is hier sprake van:

1. alleen constante kosten
2. degressief variabele kosten
3. proportioneel variabele kosten
4. progressief variabele kosten

De kosten per product zijn € 5
en er is € 10 aan constante kosten. Hoe ziet de functie eruit?

1. TK = 5q + 10
2. TK = 10q + 5
3. GVK = 5q
4. GCK = 10

TK = 0.5q+500. Bij 50 stuks zijn de constante kosten per product?

1. €10
2. €25
3. €500
4. €1.250

Wat is de formule voor totaal variabele kosten?

1. TVK=p x q
2. TCK= p x q
3. TVK= GVK x q
4. TVK= TK x q

huiswerk 

maak de checklist van 9.3