proefles 24/25

Bonjour et bienvenue dans le cours de français!
A: Bienvenue dans la salle de français!
B: QUIZ Wat weet jij al over Frankrijk?
C: Woorden voor voedingsmiddelen herkennen
D: We gaan tellen!
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bonjour et bienvenue dans le cours de français!
A: Bienvenue dans la salle de français!
B: QUIZ Wat weet jij al over Frankrijk?
C: Woorden voor voedingsmiddelen herkennen
D: We gaan tellen!

Slide 1 - Diapositive


Hoeveel keer per week krijg je Frans?
A
3 x 60 minuten
B
3 x 50 minuten
C
2 x 50 minuten
D
2 x 60 minuten

Slide 2 - Quiz

Hoe laat begint het
eerste lesuur op het Stanislaspijnacker?
A
8.00
B
9.00
C
8.25
D
8.30

Slide 3 - Quiz

 Waarom heb je huiswerk?
Een taal leer je niet alleen met 2 uur les per week, 
maar door veel te oefenen en te herhalen !

Slide 4 - Diapositive

LES DEVOIRS
Hoeveel huiswerk heb je voor Frans?
Ongeveer 1 uur per week.
Wanneer maak je je huiswerk?
Voor een deel in de les, maar ook thuis.
Waar kun je nog meer je huiswerk maken?
In de flexsupport-uren, tijdens flex-study 

Slide 5 - Diapositive

Le français au Stanislaspijnacker
Hoeveel jaar heb je Frans?
- In de onderbouw: 3 jaar
- In de bovenbouw als je het kiest: 2 jaar (Havo) of 3 jaar (VWO)


Slide 6 - Diapositive

Wat heb je nodig
om de lessen goed
te kunnen volgen?
A
Alleen het boek
B
Alleen het chromebook
C
Het chromebook en het boek

Slide 7 - Quiz

Wat is een voordeel
van de online
methode?
A
Je schrijft alles op en onthoudt het beter.
B
Je bent allemaal met dezelfde oefening bezig.
C
Je kunt zelf je werk nakijken en feedback krijgen.

Slide 8 - Quiz

B : QUIZ    Wat weet jij al over Frankrijk?

Slide 9 - Diapositive


Welk automerk
is NIET Frans?
A
Citroën
B
Peugeot
C
Fiat
D
Renault

Slide 10 - Quiz

Hoe hoog is de Eiffeltoren?
A
176 meter
B
298 meter
C
317 meter
D
408 meter

Slide 11 - Quiz

Hoe heet de populaire kuststreek in het zuiden
van Frankrijk?

A
Côte d'Opale
B
Côte du Rhône
C
Côte d'Or
D
Côte d'Azur

Slide 12 - Quiz

Op welk continent wordt Frans gesproken?
A
Azië
B
Amerika
C
Afrika
D
alle genoemde continenten

Slide 13 - Quiz

Kijk maar!!  BIjna overal!

Slide 14 - Diapositive

Wat is de
hoogste berg
van Frankrijk?
A
Mont Ventoux
B
Alpe d'Huez
C
Mont Blanc
D
Mont Maudit

Slide 15 - Quiz

Hoe heet de president
van Frankrijk?
A
Nicola Sarkozy
B
Emmanuel Macron
C
Monsieur le Pipo
D
Bert Voisin

Slide 16 - Quiz


Welke stad ligt
niet in Frankrijk?
A
Paris
B
Lille
C
Bruxelles
D
Marseille

Slide 17 - Quiz

la Méditerranée
Paris
l'Océan Atlantique
les Alpes
les Pyrénées

Slide 18 - Question de remorquage

Woorden voor voedingsmiddelen herkennen.

Slide 19 - Diapositive

Hoe noem je
een stokbrood in
het Frans?
A
baguette
B
pistolet
C
croissant
D
brioche

Slide 20 - Quiz


Sinaasappelsap heet ...
A
Orangina
B
Sirop de fraise
C
Soda
D
Jus d'orange

Slide 21 - Quiz

Wat krijg jij te eten als jij in Frankrijk "escargots" bestelt ?
A
oesters
B
slakken
C
kikkerbillen
D
zee-egels

Slide 22 - Quiz


Au supermarché
Pour les produits, tu vas au supermarché : Carrefour, Intermarché, Lidl, Casino...

Wat betekent "supermarché"?

Slide 23 - Diapositive


Des nouveaux mots/nieuwe woorden
Bekijk het filmpje en schrijf de Franse woorden bij de plaatjes op het papier dat je gekregen hebt.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Antwoorden

Slide 26 - Diapositive

Wat is jouw favoriete boodschappenlijst?
A
croissants, bananes et poires
B
macarons, cerises et chocolat
C
baguettes, pommes et oranges
D
jus d'orange, fraises et ananas

Slide 27 - Quiz

les glaces
le poisson
les légumes
les oeufs

Slide 28 - Question de remorquage

la baguette
la viande
l'eau minérale
le fromage
le poisson
les bonbons
les légumes
les fruits

Slide 29 - Question de remorquage

1. De persoon die de bus bestuurt, noem je een ...
2. Als ik door de winkelstraat loop, kijk ik naar de kleding in de ...
3. Kijk eens omhoog. Daar zie je het ...
4. Na het sporten neem ik altijd een heerlijk, warme ...
5. Om lekker te ruiken, spuit ik altijd een beetje ...
6. Een deftig woord voor stoep is: ...
7. Ik blaad een luchtbed op voor mijn nichtje. Zij komt dit weekend gezellig ...
8. Als mijn ouders werken, gaat mijn kleine broertje naar de ...
9. De muts aan je jas noem je ook wel een ...
10. Mijn pennen en potloden stop ik in mijn ...
11. Als je uit het vliegtuig komt vergeet dan niet je .............
C: Welk Frans woord ontbreekt?

Slide 30 - Diapositive

Kunnen jullie al tellen

Slide 31 - Diapositive

     Au revoir
tout le monde !

Slide 32 - Diapositive