Lektion 5C: Von Rabenvätern, Nachteulen und Angsthasen

Leerdoelen:
  1. Je kent de betekenis van bepaalde vreemde benamingen.
  2. Je kent de vormen van de betrekkelijke voornaamwoorden.
  3. Je kunt de betrekkelijke voornaamwoorden toepassen.

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Leerdoelen:
  1. Je kent de betekenis van bepaalde vreemde benamingen.
  2. Je kent de vormen van de betrekkelijke voornaamwoorden.
  3. Je kunt de betrekkelijke voornaamwoorden toepassen.

Slide 1 - Diapositive

Lektion 5C Kursbuch: C1-C3
Lektion 5C Arbeitsbuch: Ü14-Ü18
Wörterliste

Slide 2 - Diapositive

So nennt man einen Vater, der sich zu wenig um seine Kinder kümmert.
Das ist eine Mutter, die einen modernen großstädtischen Lebensstil hat und oft ins Café geht.
So nennt man Eltern, die ihre Kinder zu sehr überwachen.
Das sagt man zu einem Mädchen, das nie zufrieden ist.
Rabenvater
Helikopter-Eltern
Latte-Macchiato-Mutter
Zicke

Slide 3 - Question de remorquage

Zoek op internet een afbeelding die het begrip 'Patchworkfamilie' goed weergeeft.

Slide 4 - Question ouverte

Zoek op internet een foto die volgens jou goed weergeeft, wat een 'Regenbogenfamilie' inhoudt.

Slide 5 - Question ouverte

Grammatik C2:
het betrekkelijk voornaamwoord
- Relativpronomen
- Lijkt qua uitgang erg op de lidwoorden
- slaat terug op een zelfstandig naamwoord
- ook hier pas je de vwo-toets toe

Slide 6 - Diapositive

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
der - des - dessen - dem - den
A
der
B
des
C
dessen
D
den

Slide 7 - Quiz

Waar slaat het betrekkelijk voornaamwoord 'der' op terug?
Meine Schwester liebt den Junge, der neben meiner Oma und meinem Opa wohnt.
A
Schwester
B
Junge
C
Oma
D
Opa

Slide 8 - Quiz

Hoe pak je een oefening aan, waarin je een betrekkelijk voornaamwoord moet invullen? (1)
1. Je zoekt het antecedent in de zin
--> Antecedent is het zelfstandig naamwoord, waarop het betrekkelijk voornaamwoord op terugslaat.
2. Je bepaalt het geslacht van het antecedent.
mannelijk (Maskulin / männlich)
onzijdig (Neutrum / sächlich)
vrouwelijk (Feminim / weiblich)
meervoud (Plural / Mehrzahl)
3. Je bepaalt de naamval van het betrekkelijk voornaamwoord.
1e, 2e, 3e of 4e naamval --> zie volgende sheet.

Het antecedent heb je nodig om het geslacht te bepalen.

Slide 9 - Diapositive

Hoe pak je een oefening aan, waarin je een betrekkelijk voornaamwoord moet invullen? (2)
Je past de vwo-toets toe 
4. Staat er een Voorzetsel (V) voor het betrekkelijk voornaamwoord dat je moet invullen?
--> Ja? Pak de juiste naamval.
--> Nee? Ga door naar de W van werkwoorden.
5. Staat er een bijzonder Werkwoord in de bijzin, waarin het betrekkelijk voornaamwoord staat?
--> Ja? Pak de juiste naamval.
--> Nee? Ga door naar de O van ontleden.
6. Is het woord, dat je moet invullen, onderwerp / lijdend voorwerp / meewerkend voorwerp?
onderwerp: 1e naamval (Nominativ)
lijdend voorwerp: 4e naamval (Akkusativ)
meewerkend voorwerp: 3e naamval (Dativ)

Slide 10 - Diapositive

Vul het juiste betrekkelijk voornaamwoord in: Ich lese ein Buch (o), ... ich von meinen Eltern bekommen habe.
A
das
B
dessen
C
dem

Slide 11 - Quiz

Hoe zou je 'dessen' vertalen?
Das Haus, dessen Dach aus Stroh ist, ist sehr schön.
A
wiens
B
waarvan de/het
C
wie
D
dat

Slide 12 - Quiz

Wat is het belang van het Antecedent (zelfstandig naamwoord, waarop het 'Relativpronomen' terugslaat)?
A
naamval
B
geslacht

Slide 13 - Quiz

Oefening
- Maak alleen de eerste oefening. Klik hier.

Slide 14 - Diapositive

Extra uitdaging
Maak oefeningen 2 en 3. Klik hier.

Slide 15 - Diapositive

Extra uitleg?
Klik hier en volg de extra uitleg over het betrekkelijk voornaamwoord.

Slide 16 - Diapositive