h1 Markt en overheid

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Welkom!

Hoofdstuk 1 

Wat gaan we deze les doen?

Huiswerk bespreken 

Vragen behandelen

H1.4 

Opdrachten maken 

Pak je (hw) antwoorden van 1.8 en 1.10 erbij 

1.8 a: Bereken de evenwichtsprijs
Qa= p - 3
Qv= -0,5p + 9

1. 8 euro per maand
2. 7,50 euro per maand
3. 9 euro per maand
4. 10 euro per maand

Bereken het aantal abonnementen bij het evenwichtsprijs (8 euro per maand)

1. 5,5 miljoen abonnementen
2. 6 miljoen abonnementen
3. 7 miljoen abonnementen
4. 5 miljoen abonnementen

Teken de aanbodlijn en de vraaglijn (1.8c)

Qa= p - 3

Qv= -0,5p + 9

De vraaglijn gaat van : -0,5p + 9
Naar : -0,5p + 12
Bereken de nieuwe evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid (1.8e)

Waarom verschuift de vraaglijn naar rechts en wat gebeurt er met de prijs?

Martkvorm

• Hoeveel aanbieders zijn er?
• Hoeveel vragers zijn er?
• Zijn de producten verschillend of hetzelfde?

Marktvorm:

Hoeveel macht heeft de producent.

Hoeveel macht heeft de consument.

I Bij homogene goederen is de concurrentie feller dan bij heterogene producten
II Naarmate er minder concurrentie is, hebben aanbieders meer invloed op de prijs van hun product.

1. Beide beweringen zijn juist.
2. Beide beweringen zijn onjuist.
3. Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
4. Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Veel vragers, veel aanbieders, homogeen product.

1. Monopolie
2. Volkomen concurrentie
3. Homogeen oligopolie
4. Monopolistische concurrentie

Heterogene producten kunnen voorkomen op de volgende marktvormen.
I. volkomen concurrentie
II. oligopolie

1. Beide zijn goed
2. I is goed en II is fout
3. I is fout en II is goed
4. Beide zijn fout

Welke marktvorm hoort bij de markt van telefoons.

1. Oligopolie
2. Monopolistische concurrentie
3. Monopolie
4. Volkomen concurrentie

Een ondernemer heeft te maken met een gegeven prijs. Als MO>MK zal bij uitbreiding van de productie met een eenheid

1. De winst dalen.
2. De omzet stijgen en de winst dalen.
3. De omzet stijgen en de winst stijgen
4. De omzet stijgen en de prijs stijgen

Waarom verschuift de vraaglijn naar rechts en wat gebeurt er met de prijs?

Abstracte markt

Concrete markt

1.10
Leg uit dat het producentensurplus door de vraagtoename toeneemt

1.10c, arceer de TOENAME van het producentensurplus

Links

rechts

Zijn er nog vragen over het huiswerk?

Wat gaan we leren?

- Je weet wat proportionele, progressieve en degressieve lijnen zijn 

- Je weet wat TO, TK, TW, MK, MO, GVK, GO, BEA en BEP betekenen en kunt ermee rekenen

- MO=MK  --> maximale winst. TO=TK --> Break even punt.

- P=MO=GO  --> bij volkomen concurrentie

Maak 1.12

Blz 10 

1.12 was

1. Makkelijk
2. moeilijk
3. Te doen
4. uitdagend

Zie figuur 1.5 blz 10

TK= VK + CK  

VK= Variabele Kosten -->productie afhankelijk?

CK= Constante Kosten --> productie afhankelijk?

-----------------------------------------------------------

GTK= Gemiddelde Totale Kosten 

GVK= Gemiddelde Variabele Kosten 

Alles waar een G staat moet je altijd delen door Q

T

TK= TVK + TCK

Totale kosten= totale variabele kosten + totale constante kosten

GTK= GVK + GCK

Gem Totale Kosten= Gem Variabele Kosten + Gem Constante Kosten 

Maak 1.16 op blz 11

   1.16

Marginale kosten en marginale opbrengsten

MK=  kosten die je maakt WANNEER je 1 extra product produceert.

MO= opbrengsten die je maakt WANNEER je 1 extra product produceert.

MO=MK  --> maximale winst 

Wat gebeurt er wanneer de MK hoger is dan de MO

Wat gebeurt er wanneer de MO hoger is dan de MK

1. Productie stopt
2. Producent maakt verlies
3. Er wordt nog winstgemaakt

Wat betekent marginaal?

1. 100 stuks
2. x
3. Per 1 extra

Waar staat MO voor?

Waar staat MK voor?

MO = MK is maximale winst

1. Juist
2. Onjuist

Hoe herken je de MO en MK in een formule?

Bij de TK formules --> TK= 6p + 600

                                               MK=6                

Bij de TO formules --> TO= 44p 

                                        --> MO= 44

Marginaal = per extra geproduceerde product 

Maak 1.13, 1.14 en 1.20 a b c d

1.20

a, 0,02 euro

b, 0,06 euro 

c, 0,06 euro

d, links te zien  

1. Progressief
2. Degressief
3. Proportioneel

1. Degressief
2. Proportioneel
3. Progressief

1. Proportioneel
2. Degressief
3. Progressief

1. Proportioneel
2. Progressief
3. Degressief

Maak 1,17, en 1,19

1.17 

GVK betekent:

1. Gemiddelde variabele kosten
2. Gemiddelde verkeerde kosten
3. Gemiddelde vaste kosten

GCK

1. Gemiddelde container kosten
2. Gemiddelde constante kosten

TO=TK

1. Maximale winst
2. winst
3. Break even punt

Bij welke markt geldt p=MO=GO?

1. Monopolie
2. oligopolie
3. monopolistische concurrentie
4. Volkomen concurrentie

END