Woordsoorten: lw, vz, ww, zelfst. nmw, bijv. nmw.

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

LES 5.2 Woordsoorten

'het' is altijd een lidwoord.

waar of niet waar?

Waar

Niet waar

Lidwoord (lw)

Er zijn 3 lidwoorden: de, het en een

Let op bij het!!

Alleen als er een zelfstandig naamwoord bij staat, is het een lidwoord.

Het regent --> geen lidwoord.

Het rode kleedje ligt op de grond --> wel lidwoord.

Werkwoorden (ww)

In een zin staat ten minste één werkwoord.

Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.

Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen:

lachen: lach - lacht- lachen- lachte- lachten- gelachen - lachend

vallen: val - valt- vallen - viel - vielen - gevallen - vallend

Werkwoorden in woordenboek

• Zoek op het hele werkwoord.
  

• Achter het hele werkwoord staan de verleden tijd en het voltooid deelwoord.  

• Bijv.: lo·pen (liep, heeft, is gelopen)

Zwakke werkwoorden

(te of de)

Sterke werkwoorden

(Klank)

Werkwoorden:
Wat kan een werkwoord wél, en andere woorsoorten niet?

1. Je kan een werkwoord in meervoud zetten
2. Je kan een werkwoord vervoegen
3. Je kan een verkleinwoord maken van een werkwoord
4. Je kan er een lidwoord voor zetten

Welke werkwoord is een sterk werkwoord?

1. rijden
2. dwalen
3. redden
4. glanzen

De persoonsvorm is altijd een werkwoord

1. Waar
2. Niet waar

Wat is een voorzetsel?

(vast) voorzetsel

Voorzetsel (vz)

Wat zijn de voorzetsels?
Tijdens de regenbui stonden we onder de brug.

1. tijdens - stonden
2. tijdens - onder
3. stonden - onder
4. onder - de brug

Voorzetsels: staan meestal voor een zelfst nw, geven vaak een plaats, tijd of reden aan.

Hoeveel voorzetsels heeft deze zin:
Op de verjaardag waarschuwde ik haar voor de hond.

1. 1
2. 2
3. 3

Zelfstandig naamwoord (znw)

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

1. Een woord dat vertelt wat je moet doen
2. Een woord dat iets meer vertelt over de toestand van het onderwerp
3. Een woord dat iets zegt over het zelfstandig naamwoord
4. de, het, een

In welke zin staat géén bijvoeglijk naamwoord?

1. De boze man ging de straat op.
2. De grote auto werd totaal vernield.
3. Zij ging liever naar Spanje dan naar Griekenland.
4. Dat is een lieve vrouw.

Welke woordsoort kun je verkleinen?

1. werkwoord
2. voorzetsel
3. lidwoord
4. zelfstandig naamwoord

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

___ vogels vliegen in de lucht.

1. lidwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. voorzetsel

Welke woordsoort ontbreekt?

De paarden grazen ___ de wei.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. voorzetsel

Welke woordsoort ontbreekt?

Janneke heeft een mooie ____ aan.

1. lidwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. voorzetsel

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

Het ____ meisje kan erg goed zingen.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. voorzetsel