Bloedonderzoek

Bloedonderzoek
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Bloedonderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht
Onderzoek van de onderstaande lab aanvragen uit welke waardes ze bestaan en wat deze waardes zeggen over de functie.
  • Nierfuncties
  • Leverfuncties
  • Elektrolyten
  • Hematologie
  • Stolling

Slide 2 - Tekstslide

Nierfunctie
De nierfunctie wordt meestal beoordeeld met creatinine, ureum (BUN), en de eGFR 

• Creatinine: Afvalproduct van spiermetabolisme. Nieren verwijderen creatinine uit het bloed. Hoge creatininewaarden kunnen wijzen op een nierfunctiestoornis.

• Ureum (BUN): Een afvalproduct van de afbraak van eiwitten in de lever, uit het bloed gefilterd door de nieren. Een hoge BUN-waarde kan duiden op verminderde nierfunctie of uitdroging.

• eGFR: Schatting van de glomerulaire filtratiesnelheid, wat aangeeft hoe goed de nieren bloed filteren. Een lage eGFR wijst op verminderde nierfunctie.


Slide 3 - Tekstslide

Wat zegt dit?
Verhoogde creatinine- en ureumwaarden, of een verlaagde eGFR, kunnen wijzen op nierinsufficiëntie, die acuut of chronisch kan zijn. 

Nierfunctieonderzoek is belangrijk voor het herkennen van nieraandoeningen, vooral bij patiënten met diabetes, hypertensie, of hartfalen.

Slide 4 - Tekstslide

Leverfunctie
Leverfunctietesten meten enzymen en eiwitten die door de lever worden geproduceerd, zoals ALAT, ASAT, ALP, bilirubine, en albumine.
• ALAT (alanine-aminotransferase) en ASAT (aspartaat-aminotransferase): Enzymen die vrijkomen bij leverschade. Verhoogde waarden kunnen wijzen op leverontsteking, hepatitis, of levercelbeschadiging.
• ALP (alkalische fosfatase): Verhoogde ALP-waarden kunnen duiden op galwegobstructie of leverziekte.
• Bilirubine: Een afbraakproduct van hemoglobine. Verhoogde waarden kunnen wijzen op leverfunctiestoornissen of galwegobstructie.
• Albumine: Een eiwit dat door de lever wordt geproduceerd. Lage albuminewaarden kunnen wijzen op leverziekte, ondervoeding of nierproblemen.


Slide 5 - Tekstslide

Wat zegt dit?

Veranderingen in leverenzymen en eiwitten helpen bij het diagnosticeren van leverziekten zoals hepatitis, levercirrose, en leverfalen. Ze geven inzicht in zowel de structurele als de functionele toestand van de lever.

Slide 6 - Tekstslide

Hematologie
Hematologische testen beoordelen de kwaliteit en kwantiteit van bloedcellen, zoals rode bloedcellen, witte bloedcellen, en bloedplaatjes.
• Hemoglobine (Hb): Bepaalt het zuurstoftransportvermogen van het bloed. Lage waarden wijzen op bloedarmoede.
• Hematocriet (Ht): Geeft de verhouding tussen rode bloedcellen en het totale bloedvolume. Lage waarden kunnen op bloedarmoede wijzen; hoge waarden kunnen duiden op uitdroging of polycythemie.
• Witte bloedcellen (leukocyten): Verhoogde aantallen kunnen duiden op een infectie of ontsteking; verlaagde aantallen kunnen wijzen op een immuunstoornis.
• Bloedplaatjes (trombocyten): Essentieel voor bloedstolling. Lage waarden kunnen bloedingsrisico’s verhogen, terwijl hoge waarden het risico op trombose kunnen verhogen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat zegt dit
Hematologische waarden geven informatie over het zuurstoftransport, infecties, ontstekingen, en de stollingstoestand van de patiënt. Ze zijn essentieel voor het detecteren van aandoeningen zoals bloedarmoede, infecties, en leukemie.
________________________________________

Slide 8 - Tekstslide

Elektrolyten
Elektrolytenonderzoek omvat meestal natrium, kalium, chloride, en soms calcium en magnesium.
• Natrium (Na⁺): Belangrijk voor vochtbalans en zenuwgeleiding. Afwijkingen kunnen wijzen op uitdroging, overhydratie, of stoornissen in de vochtregulatie.
• Kalium (K⁺): Essentieel voor spier- en hartfunctie. Te hoge of te lage waarden kunnen leiden tot hartritmestoornissen.
• Chloride (Cl⁻): Werkt samen met natrium bij de vochtbalans. Afwijkingen komen vaak voor bij stoornissen in zuur-base balans.
• Calcium (Ca²⁺): Belangrijk voor spiercontractie, zenuwfunctie, en bloedstolling. Verlaagde of verhoogde waarden kunnen spierkrampen of hartritmestoornissen veroorzaken.

Slide 9 - Tekstslide

Wat zegt dit
Afwijkende elektrolytenwaarden kunnen leiden tot vochtbalansstoornissen, hartproblemen, en spierproblemen. Elektrolytenbalans is van groot belang voor het functioneren van organen zoals het hart, de spieren en het zenuwstelsel.
________________________________________

Slide 10 - Tekstslide

Stolling
Stollingstesten onderzoeken de tijd die het bloed nodig heeft om te stollen en de werking van stollingsfactoren. Belangrijke testen zijn PT, APTT, INR en fibrinogeen.

• PT (Protrombinetijd) en INR (International Normalized Ratio): PT meet de tijd die het bloed nodig heeft om te stollen via de extrinsieke route; INR wordt vaak gebruikt om de stollingstijd te standaardiseren, vooral bij patiënten die bloedverdunners gebruiken.
• APTT (Geactiveerde partiële tromboplastinetijd): Meet de tijd die nodig is voor stolling via de intrinsieke route. Wordt vaak gebruikt om heparinegebruik te monitoren.
• Fibrinogeen: Een eiwit dat essentieel is voor bloedstolling. Lage niveaus kunnen wijzen op leverziekte of DIC (diffuse intravasale stolling).

Slide 11 - Tekstslide

Wat zegt dit?
Stollingstesten zijn essentieel voor het beoordelen van het risico op bloedingen of trombose. Ze zijn cruciaal bij patiënten die antistollingsmiddelen gebruiken, een leverziekte hebben, of een verhoogd risico op bloedingen of trombose vertonen.

Slide 12 - Tekstslide