Communicatie Hoofdstuk 2

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 1

Observeren en waarnemen

Waarnemen doe je de hele dag

Observeren doe je bewust

Opdracht 1

Waarnemen: 

Bewust en met aandacht met de zintuigen in zich opnemen

Objectief

1.  Gebasseert op feiten en niet op meningen
2.  Objectiviteit is houdt geen rekening met interpertaties, meningen en gevoelens
3. Voorbeeld: water kookt bij 100C

Subjectief

1. Subjectief zijn vaak kleine nuance verschillen en nieuws dat gebracht  wordt.

2. De film was te lang of te saai

3. Deze klant is chagrijnig

4. 

Wat heb je nodig voor een goede observatie? 

1.  Geen haast, hoofd leeg
2.  Kijk als een ander denkt dat je niet kijkt
3.  Observeer meerdere keren in verschillende situaties
4.  Bedenk/ bespreek jouw interpretatie

Valkuilen

• Vooroordelen positief en negatief
• Interesse
• Emoties
• Eerder opgedane ervaringen
• Vermoeidheid
• Je checkt je observaties niet

Aan de slag

maak een flap met 3 kolommen: je observaties en de betekenis die jij eraan gegeven hebt, de derde kolom is wat jij met die betekenis gedaan hebt.

Opdracht 4 en 5

Opdracht 5 klassikaal

1. Oefening: subjectief of objectief

1. Op maandagochtend 23 januari is mijn fiets gestolen. Ik ben toen gelijk naar het politiebureau gegaan en toen heb ik aangifte gedaan.

Objectief 

Subjectief

2. Juist of onjuist?

In een subjectieve tekst staan alleen meningen. 

Juist. 

Onjuist.

3. Juist of onjuist?

In een objectieve tekst staan alleen feiten.  

Onjuist

Juist 

4. 

Ik vond het heel jammer dat ze niets met mijn aangifte konden doen. Ik was erg verdrietig.

Objectief 

Subjectief

5. 

De politieagent vertelde mij dat ze nooit iets met gestolen fietsen doen.

Objectief 

Subjectief

6. 

De politieagent was erg lief en is met mij mee naar buiten gelopen. Daarna wensde hij mij een fijne dag. Ook dat vond ik erg attent van hem.

Objectief

Subjectief