In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Centraal Schriftelijk
We gaan de komende lessen via LessonUp ons voorbereiden op het centraal schriftelijk
In deze lessen kijken we naar een stappenplan voor het maken van een examen, verschillende soorten vragen
Slide 2 - Tekstslide
Wat kan je verwachten van je CE Engels?
- Datum: Donderdag 27 mei 2021
- Tijd: 13:30 tot 15:30
- Duur: 2 klokuren de tijd
- Inhaal mogelijkheden / Tijdvak 2 (herkansingen)
23 juni
8 juli
Slide 3 - Tekstslide
Wat kan je verwachten van je CE Engels?
- ongeveer 12 leesteksten (examen 2019)
- ongeveer 42 vragen hierover (examen 2019)
- op papier
- afwisseling vragen in het NL en in het ENGELS
- afwisseling open vragen / gesloten vragen
Slide 4 - Tekstslide
Top 6 tips bij CE Engels
TIP 1: Let op signaalwoorden en kernzinnen
TIP 2: Zorg voor een grote woordenschat
TIP 3: Kijk films en documentaires in het Engels
TIP 4: Lees zo veel mogelijk Engelse teksten
TIP 5: Gebruik je woordenboek verstandig
TIP 6: Leer Engels met een app
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Tijdens het examen
Houd de tijd in de gaten.
Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
Wat weet je al van het onderwerp?
Lees de hele tekst door.
Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
Slide 7 - Tekstslide
Tijdens het examen per tekst
Lees alinea voor alinea - examenvragen.
Let op de eerste en laatste zin van de alinea.
Bevatten deze een aanwijzing?
Open vragen kort en bondig beantwoorden
schrijf duidelijk en leesbaar
Wat is jouw eigen antwoord?
Kies het antwoord wat het meest op jouw antwoord lijkt.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Soort vragen
meerkeuzevragen
open vragen
gatenteksten
juist/onjuist vragen
zoek/citeer vragen
Slide 10 - Tekstslide
Woordenboek
Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden.
Bekijk of het woord op een ander woord lijkt.
Zoek het basiswoord. (slow ipv slowly, extend ipv extended)
Let op :Er staan vaak meerdere betekenissen.
Oefen met het woordenboek dat je op je examen gaat gebruiken.
Slide 11 - Tekstslide
!
Zorg dat je de vragen goed begrijpt.
Gebruik ook hier je woordenboek voor.
we gaan dit nu oefenen met een aantal vragen
Slide 12 - Tekstslide
How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?
Slide 13 - Quizvraag
What does the word refer to?
A
Waar wijs je naar?
B
Waar verwijst het woord naar?
C
Wat betekent het woord wijzen?
D
Wat doet het woord verwijzen daar?
Slide 14 - Quizvraag
What can be concluded in paragraph 3 and 4?
A
Welke conclusie wordt er gemaakt?
B
Welke conclusie wordt er duidelijk in alinea 3 en 4?
C
Is dat de conclusie van de tekst?
D
Wat is de conclusie?
Slide 15 - Quizvraag
What becomes clear in line 17?
A
Dat is duidelijk regel 17.
B
Wie schreef regel 17?
C
Wat wordt er duidelijk in regel 17?
D
Regel 17 lijkt mij duidelijk.
Slide 16 - Quizvraag
What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Hoe worden honden vaak genoemd?
C
Hoe noem je een hond?
D
Wat wordt er gezegd over honden?
Slide 17 - Quizvraag
What is the main point of paragraph 5?
A
Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
B
Wat is het punt van alinea 5?
C
Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
D
Is dat het punt van alinea 5?
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Open vragen
Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
Let op de eerste en laatste zin van de alinea.
Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
Onderstreep het gedeelte waarin het antwoord staat..
Als er niets staat moet je de vraag altijd in het Nederlands beantwoorden
Slide 20 - Tekstslide
vraag 1 - Welke film kies je niet omdat hij volgens de conclusie bij de recensies weinig nieuws biedt?
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Meerkeuze vragen
Let op de eerste en laatste zin van de alinea. ( vaak de hoofdgedachte).
Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
Wat is je eigen antwoord?
Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord.
Komt het onderstreepte tekstgedeelte overeen met je antwoord?
Als je het antwoord niet weet. Streep foute antwoorden weg.
Slide 23 - Tekstslide
vraag 2- Which of the following is true according to paragraph 1?
A
Local authorities are unable to employ enough professional dog carers.
B
Professional dog walkers will no longer be admitted on the heath.
C
The times that dogs are allowed on the heath cause frustration.
D
Visitors are concerned about the large numbers of dogs on the heath.
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Gatenteksten
Let op de eerste en laatste zin van de alinea.
Bekijk het stukje voor en na de gaten goed. (Is het bijvoorbeeld een opsomming, tegenstelling, gevolg?)
Wat is je eigen antwoord?
Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
Zoek de woorden in de antwoordmogelijkheden op, indien nodig.
Lees het stuk opnieuw. Klopt je antwoord in de tekst.
Slide 27 - Tekstslide
vraag 8 - The benefits of rock drumming are ____. First, there is the simple therapeutic joy of hitting
A
limited
B
many
C
overrated
D
unknown
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
waar/ niet waar vragen
Let op de eerste en laatste zin van de alinea. (Dit is vaak de hoofdgedachte).
Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
Wat is je eigen antwoord?
Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord.
Controleer of het onderstreepte tekstgedeelte overeenkomt met alle elementen in het antwoord.
Slide 30 - Tekstslide
Het drinken van thee ’s middags is een nieuwe trend onder de Britse bevolking.
Alles wat in Londen te maken heeft met thee, vind je vooral op de zuidoever van de Theems..
Volgens het museum is de smaak van koffie en thee goed, maar het kan misschien nog beter.
Het museum richt zich voornamelijk op de sociale kant van koffie- en theedrinken door de eeuwen heen.
vraag 16 - geef van elk van de volgende beweringen aan of deze juist of onjuist is volgens de tekst.
1
3
2
4
wel
wel
niet
niet
wel
wel
niet
niet
Slide 31 - Sleepvraag
Slide 32 - Tekstslide
Zoek/citeer vragen
Lees de zoekopdracht/vraag goed door
kijk naar de verschillende rubrieken: staan ze alfabetisch, op onderwerp
Lees de 'kopjes' en beslis dan of het noodzakelijk is dat stuk te lezen.
Beantwoord de vraag
Controleer of je juist geformuleerd hebt en de vraag echt beantwoord hebt.
Slide 33 - Tekstslide
vraag 25 - In alinea 6 wordt het vervolg van een gebeurtenis uit een eerdere alinea beschreven. In welke alinea wordt die gebeurtenis voor het eerst genoemd?
Slide 34 - Open vraag
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Adviezen
Brede belangstelling helpt - lees de krant, volg het nieuws.
Lees Engelse boeken, artikelen.
Brede woordenschat maakt teksten lezen gemakkelijker. Bestudeer woordenlijsten.
bestudeer de signaalwoorden goed
Oefen met examenteksten - examenflow.nl of examenblad.nl
Slide 37 - Tekstslide
Op wat voor manier is het CE Engels meestal ingedeeld?