examentraining 4G

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat kan je verwachten van je CE Engels?
- Datum:  Woensdag 18 mei
- Tijd:      13:30 tot 15:30 
- Duur:     2 klokuren de tijd

- Inhaal mogelijkheden / Tijdvak 2 (herkansingen)
   




Slide 2 - Tekstslide

Wat kan je verwachten van je CE Engels?
- ongeveer 12 leesteksten 
- ongeveer 42 vragen hierover  
- op papier
- afwisseling vragen in het NL en in het ENGELS
- afwisseling open vragen / gesloten vragen




Slide 3 - Tekstslide

Top 5 tips bij CE Engels
TIP 1:   Let op signaalwoorden en kernzinnen
TIP 2:   Zorg voor een grote woordenschat
TIP 3:   Kijk films en documentaires in het Engels
TIP 4:   Lees zo veel mogelijk Engelse teksten
TIP 5:   Gebruik je woordenboek verstandig

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Tijdens het examen

  • Houd de tijd in de gaten.
  • Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  • Wat weet je al van het onderwerp?
  • Lees de hele tekst door als het een korte tekst is, anders per alinea (vraaggestuurd).
  • Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.

Slide 6 - Tekstslide

Tijdens het examen per tekst

  • Lees alinea voor alinea - examenvragen.
  • Let op de eerste en laatste zin van de alinea.
  • Bevatten deze een aanwijzing?
  • Open vragen kort en bondig beantwoorden
  • schrijf duidelijk en leesbaar
  • Wat is jouw eigen antwoord? 
  • Kies het antwoord wat het meest op jouw  antwoord lijkt.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Soort vragen
  • meerkeuzevragen
  • open vragen
  • gatenteksten


  • juist/onjuist vragen
  • zoek/citeer vragen

Slide 9 - Tekstslide

Woordenboek

  • Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden.

  • Bekijk of het woord op een ander woord lijkt.
  • Zoek het basiswoord. (slow ipv slowly, extend ipv extended)
  • Let op :Er staan vaak meerdere betekenissen. 
  • Oefen met het woordenboek dat je op je examen gaat gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide

!
Zorg dat je de vragen goed begrijpt.
Gebruik ook hier je woordenboek voor.

we gaan dit nu oefenen met een aantal vragen

Slide 11 - Tekstslide

How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?

Slide 12 - Quizvraag

What does the word refer to?
A
Waar wijs je naar?
B
Waar verwijst het woord naar?
C
Wat betekent het woord wijzen?
D
Wat doet het woord verwijzen daar?

Slide 13 - Quizvraag

What can be concluded in paragraph 3 and 4?
A
Welke conclusie wordt er gemaakt?
B
Welke conclusie wordt er duidelijk in alinea 3 en 4?
C
Is dat de conclusie van de tekst?
D
Wat is de conclusie?

Slide 14 - Quizvraag

What becomes clear in line 17?
A
Dat is duidelijk regel 17.
B
Wie schreef regel 17?
C
Wat wordt er duidelijk in regel 17?
D
Regel 17 lijkt mij duidelijk.

Slide 15 - Quizvraag

What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Hoe worden honden vaak genoemd?
C
Hoe noem je een hond?
D
Wat wordt er gezegd over honden?

Slide 16 - Quizvraag

What is the main point of paragraph 5?
A
Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
B
Wat is het punt van alinea 5?
C
Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
D
Is dat het punt van alinea 5?

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

 Open vragen

  • Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
  • Let op de eerste en laatste zin van de alinea.
  • Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
  • Onderstreep het gedeelte waarin het antwoord staat..
  • Als er niets staat moet je de vraag altijd in het Nederlands beantwoorden

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

vraag 1 - Welke film kies je niet omdat hij volgens de conclusie bij de recensies weinig nieuws biedt?

Slide 21 - Open vraag

Meerkeuze vragen

  • Let op de eerste en laatste zin van de alinea. ( vaak de hoofdgedachte). 
  • Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc. 
  • Wat is je eigen antwoord? 
  • Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt. 
  • Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord. 
  • Komt  het onderstreepte tekstgedeelte overeen met je antwoord? 
  • Als je het antwoord niet weet. Streep foute antwoorden weg.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Gatenteksten

  • Let op de eerste en laatste zin van de alinea. 
  • Bekijk het stukje voor en na de gaten goed. (Is het bijvoorbeeld een opsomming, tegenstelling, gevolg?)
  • Wat is je eigen antwoord?
  • Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
  • Zoek de woorden in de antwoordmogelijkheden op, indien nodig.
  • Lees het stuk opnieuw. Klopt je antwoord in de tekst.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

vraag 8 - The benefits of rock drumming are ____. First, there is the simple therapeutic joy of hitting
A
limited
B
many
C
overrated
D
unknown

Slide 26 - Quizvraag

waar/ niet waar vragen
  • Let op de eerste en laatste zin van de alinea. (Dit is vaak de hoofdgedachte).
  • Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
  • Wat is je eigen antwoord?
  • Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
  • Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord.
  • Controleer of het onderstreepte tekstgedeelte overeenkomt met alle elementen in het antwoord.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Het drinken van thee ’s middags is een nieuwe trend onder de Britse bevolking.
Alles wat in Londen te maken heeft met thee, vind je vooral op de zuidoever van de Theems..
Volgens het museum is de smaak van koffie en thee goed, maar het kan misschien nog beter.
Het museum richt zich voornamelijk op de sociale kant van koffie- en theedrinken door de eeuwen heen.
vraag 16 - geef van elk van de volgende beweringen aan of deze juist of onjuist is volgens de tekst.
1
3
2
4
wel
wel
niet
niet
wel
wel
niet
niet

Slide 29 - Sleepvraag

Zoek/citeer vragen

  •  Lees de zoekopdracht/vraag goed door
  •  kijk naar de verschillende rubrieken: staan ze alfabetisch, op onderwerp
  •  Lees de 'kopjes' en beslis dan of het noodzakelijk is dat stuk te lezen.
  • Beantwoord de vraag
  • Controleer of je juist geformuleerd hebt en de vraag echt beantwoord hebt.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

vraag 25 - In alinea 6 wordt het vervolg van een gebeurtenis uit een eerdere alinea beschreven.
In welke alinea wordt die gebeurtenis voor het eerst genoemd?

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Adviezen
  • Brede belangstelling helpt - lees de krant, volg het nieuws.
  • Lees Engelse boeken, artikelen.
  • Brede woordenschat maakt teksten lezen gemakkelijker. Bestudeer woordenlijsten.
  • bestudeer de signaalwoorden goed
  • Oefen met examenteksten - eindexamensite.nl of examenflow.nl  of examenblad.nl

Slide 34 - Tekstslide

Op wat voor manier is het CE Engels meestal ingedeeld?
A
Makkelijke teksten, moeilijke teksten, makkelijke teksten
B
Moeilijke teksten, makkelijke teksten
C
Moeilijke teksten, makkelijke teksten, moeilijke teksten
D
Makkelijke teksten, moeilijke teksten

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Link

Slide 37 - Tekstslide