Urinewegstelsel niv 2

Urinewegstelsel
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Urinewegstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe het urinewegstelsel is opgebouwd en hoe het werkt
  • Weet wat een urineweg infectie is, nierstenen zijn en prostaatproblemen inhouden







Slide 2 - Tekstslide

Help Harrie aan urinewegen

Slide 3 - Tekstslide

Urineweg stelsel
Tot het orgaanstelsel behoren:​
  • 2 nieren​
  • 2 urineleiders​
  • Urineblaas​
  • plasbuis







Slide 4 - Tekstslide

Ligging nieren
  • Aan weerszijden van de wervelkolom​
  • Ter hoogte van de twee laatste borstwervels​
  • Rechter nier iets lager dan linker nier (vanwege lever)



Slide 5 - Tekstslide

Bouw nier
Vorm van een boon​


Bovenop de nieren: bijnieren​
(Bijnieren niet betrokken bij ​
Urineproductie)​








Slide 6 - Tekstslide

Nieren
  • Filteren het bloed --> afvalstoffen worden eruit gehaald.
  • Overtollig water en zout wordt uit het lichaam afgevoerd
  • Regelen bloeddruk

Deze afvalstoffen met water worden samen URINE

Slide 7 - Tekstslide

urineleider
  • Loopt van de nieren naar de blaas. 
  • Ongeveer 30 cm lang. 
  • Als de blaas vol is dan dicht Urine kan niet terug stromen naar de nieren.

Slide 8 - Tekstslide

Blaas
  • Verzamelplek voor urine
  • ca 500 ml bij volwassenen  Kinderen minder inhoud.
  • Bij 300-400 ml krijgen de hersenen een signaal dat je moet plassen

Slide 9 - Tekstslide

urinebuis
Van de blaas naar de plek waar urine lichaam verlaat

Mannen langere urinebuis dan vrouwen

Slide 10 - Tekstslide

Urineren
  • De inwendige sluitspier is niet beïnvloedbaar met onze wil
  • Uitwendige sluitspier is beïnvloedbaar
  • 1,5- 2 liter urine per dag
  • 3-6 x per dag

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel urine is 'normaal' gesproken in de blaas voordat je signaal krijgt om te plassen?
A
100 a 200 ml
B
300 a 400 ml
C
500 a 600 ml
D
700 a 800 ml

Slide 12 - Quizvraag

timer
1:00
observatiepunten urine

Slide 13 - Woordweb

Observeren van urine 
Observatiepunten van urine zijn:
  • Frequentie    = aantal keer dat iemand urineert per 24 uur
  • Hoeveelheid = hoeveel urine per 24 uur.
  • Kleur                = wordt bepaalt door de concentratie van opgeloste stoffen (zie volgende dia)
  • Helderheid
  • Geur
  • Manier van urineren = moet pijnloos zijn, en blaas in 1 keer kunnen ledigen.

EN RAPPORTEREN!



Slide 14 - Tekstslide

Observeren urine
  • Licht geel (helder) - Veel gedronken
  • Donkere urine - Weinig gedronken
  • Rode urine - Bloed in de urine
  • Bruine urine - Oud bloed/ leveraandoening

Slide 15 - Tekstslide

Niet kunnen urineren 
Urineretentie
Als cliënt niet kan urineren, terwijl er toch voldoende urine in de blaas zit.
Urineresidu
Als een cliënt wel plast, maar er toch nog urine in de blaas blijft zitten.

Oorzaken:
Lichamelijk: vergrote prostaat, dwarslaesie, blaasontsteking
Psychisch: angst of zich ongemakkelijk voelen


Slide 16 - Tekstslide

(In)continentie
  • Continent -> het kunnen ophouden van urine/ontlasting
  • Incontinentie-> het NIET (MEER) op kunnen houden van urine/ontlasting

Slide 17 - Tekstslide

Oorzaken incontinentie
  • Operatie
  • Verzwakte bekkenbodemspieren
  • Niet (meer) voelen van de prikkel
  • Niet (meer) begrijpen 

Slide 18 - Tekstslide

Incontinentie
Heel vervelend voor de cliënt
Schaamte ongemak!
Houdt hier rekening mee!

Slide 19 - Tekstslide

Urineweginfectie

Slide 20 - Woordweb

verschijnselen urineweginfectie
  • steeds aandrang  om te moeten plassen
  • branderig gevoel bij plassen
  • steeds kleine beetjes plassen
  • pijnlijk gevoel in de onderbuik
  • troebele urine
  • soms verwardheid
  • verhoging of koorts

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
ThiemeMeulenhoff
Profieldeel 1.7 
Maak de opdrachten bij dit hoofdstuk

Klaar? 7.5

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link