Over taal: nakijken 6 - 12, uitleg homoniem, homofoon, synoniem en tegengestelden

- Maken opdr. 1, 2, 6, 10, 11, 12
- Herhalen homoniem, homofoon, synoniem en tegengestelden
-
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Maken opdr. 1, 2, 6, 10, 11, 12
- Herhalen homoniem, homofoon, synoniem en tegengestelden
-

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 
taalschat en -beschouwing:
- Je kent diverse woorden met betekenis.
- Je kent de begrippen homoniem, homofoon, synoniem en tegengestelden.
- Je kunt taalfouten herkennen en verbeteren.
- Je weet hoe je het woordenboek gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken opdr. 1 (blz. 173)
  • 1 Je moet laten zien/bewijzen dat de bewering niet juist is. 
  • 2 Je moet een uitleg geven, vertellen waarom het zo is of waarom iets gebeurde/ontstond. 
  • 3 Je moet de zin letterlijk opschrijven. 
  • 4 Je moet bedenken wat jouw mening over de stelling is. 
  • 5 Je moet losse woorden gebruiken, dus geen volledige zinnen schrijven. 
  • 6 Je moet volledige zinnen schrijven (met onderwerp en persoonsvorm). 
  • 7 Je moet kort, globaal (in grote lijnen) beschrijven wat het probleem is. 
  • 8 Je moet je antwoord duidelijk maken door meer uitleg of voorbeelden. 

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken opdr. 2 (blz. 173)
  • 1 stelling 
  • 2 samenhang 
  • 3 eindoordeel 
  • 4 doel 
  • 5 redenen 
  • 6 reactie 
  • 7 mening 
  • 8 omschrijving 
  • 9 spreekt tegen 

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken opdr. 6 (blz. 175)
  • 1 streekproducten =  producten uit een bepaalde streek / bepaald gebied
  • 2 krentenwegge = bepaald soort krentenbrood met veel krenten
  • 3 uitsluitend =  alleen maar
  • 4 kunstmatige =  niet-natuurlijk
  • 5 seizoensgebonden = gebonden aan / afhankelijk van het seizoen
  • 6 huidige = van nu
  • 7 nagenoeg =  bijna
  • 8 contente =  tevreden
  • 9 ijs en weder dienende =  als het weer meewerkt

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken opdr. 10 (blz. 176)
Wereldsteden

Slide 6 - Tekstslide

Nakijken opdr. 11 (blz. 177)
  • 1 wereldstad = reusachtig grote stad
  • 2 smeekbede = nederig verzoek
  • 3 eervol = eer opleverend, met veel eer
  • 4 stalen ros = fiets
  • 5 opbeurend = bemoedigend, blij makend

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken opdr. 12 (blz. 177)
  • 1 Hij is in een lastige positie terechtgekomen. (trefwoord: aap
  • 2 Hij is degene die profiteert van het meningsverschil van (twee) anderen. (trefwoord: lachen
  • 3 Hij stelt hoge eisen en heeft veel praatjes. (trefwoord: toren
  • 4 Hij komt als het eten op is. (trefwoord: hond
  • 5 Hij is snel beledigd. (trefwoord: teen

Slide 8 - Tekstslide

Kijk naar taal
  • Homoniem
  • Homofoon
  • Synoniem
  • Tegengestelden

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg Kijk naar taal
Neem het rijtje over en vul in wat je weet:
  • Homoniem: 
  • Homofoon: 
  • Synoniem:  
  • Tegengestelden: 

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg Kijk naar taal
Neem het rijtje over en vul in wat je weet:
  • Homoniem: een woord met meer betekenissen
  • Homofoon: twee woorden die hetzelfde klinken, maar ander geschreven woorden (en iets ander betekenen)
  • Synoniem:  woorden die ongeveer hetzelfde betekenen
  • Tegengestelden:  woorden die het tegenovergestelde van elkaar zijn
Kun je een voorbeeld bedenken?

Slide 11 - Tekstslide

Homoniem

Een woord met meer betekenissen.

Slide 12 - Tekstslide

Homofoon

Twee woorden die hetzelfde klinken, maar ander geschreven woorden (en iets ander betekenen).

Slide 13 - Tekstslide

Synoniem

Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.

Slide 14 - Tekstslide

Tegengestelden

Woorden die het tegenovergestelde van elkaar zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk

- Maken opdracht 13 en 15 t/m 19

Slide 16 - Tekstslide