Bijwoord en bespreken so wwspelling + beeldspraak

Welkom!
Pak alvast je grammaticaboekje
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak alvast je grammaticaboekje

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Bijwoord (uitleg en oefeningen)
Bespreken so ww.-spelling & beeldspraak

Slide 2 - Tekstslide

Ontdekopdracht 
  • Ontdekopdracht 3 vraag A en B, blz. 38
  • Kan je de dikgedrukte woorden weglaten? Wat doen de dikgedrukte woorden met de betekenis van de zin?
  • Mag samen met je buur
  • +- 5 min, daarna nabespreken
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Bijwoord
  • Geeft wat meer informatie over een ander woord in de zin, of de zin in zijn geheel
  • Bijvoorbeeld: 'Jussuf en Sara zoenen regelmatig stiekem in de fietsenkelder.' 

Slide 4 - Tekstslide

Extra informatie
  • Tijd: binnenkort, gisteren, overmorgen, nooit, straks
  • Plaats/richting: er, daar, hier, nergens, overal
  • Een reden/oorzaak: daarom, vandaar, hierdoor, daardoor
  • Een vraag: hoe, waar, waardoor, waarheen, waarom
  • (on)zekerheid: ongetwijfeld, vast, wel, misschien
  • Ontkenning: niet, nooit, nimmer, geenszins
  • Graad: heel, zeer, nogal, erg, hartstikke, enorm

Slide 5 - Tekstslide

Ontdekopdracht
  • Bijwoorden lijken soms een beetje op bijvoeglijke naamwoorden, dus die moet je goed uit elkaar houden!
  • Ontdekopdracht 4 vraag A en B, blz. 39-40
  • Mag samen met je buur
  • +- 5 min, daarna nabespreken
timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Wat doet het dikgedrukte woord in deze zinnen?
  1. Hij leest het spannende boek.
  2. Hij vertelt spannend
  • In zin 1: gaat over het zn 
  • In zin 2: gaat over het ww 

Slide 7 - Tekstslide

Dus....
  • Zegt het woord iets over een zelfstandig naamwoord?
    Dan is het een bijvoeglijk naamwoord
  • Zegt een woord iets over een ander woordsoort (bijv. ww, ander bw of bn)?
    Dan is het een bijwoord 

Slide 8 - Tekstslide

'Mooi': welk woordsoort?
  1. Hij speelt mooi piano.
  2. Ik heb een mooi groene fiets.
  3. Ik heb een mooie, groene fiets. 
  • 1: bijwoord, 2: bijwoord, 3: bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Tekstslide

Komma: bijwoord of bijvoeglijk naamwoord
  1. Dat is een ouderwets gezellig centrum.
  2. Dat is een ouderwets, gezellig centrum.
  • Zin 1: hoe gezellig? Ouderwets gezellig! = bw
  • Zin 2: het centrum is ouderwets én gezellig = bn

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
  • Maak opdracht 17, 18 en 19
  • Eerst 5 minuten in stilte voor jezelf, daarna mag je evt. samenwerken
  • +- 15 minuten, dan kort nabespreken
  • Al klaar? Werk dan even aan je interviewproject of boekopdracht

Slide 11 - Tekstslide

Even checken...
  • Wat is de functie van een bijwoord?
  • Wat is het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 12 - Tekstslide

Toets bespreken
  • Alles van tafel (ook geen pennen)
  • Toets terug = even punten tellen
  • Tussendoor geen vragen, dat mag na de bespreking
  • Toets mag mee naar huis! 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Vooruitblik
  • Deze week interview afnemen!
  • Donderdag 29 februari: inleveren boekopdracht 2
  • Toetsstof toetsweek = hele grammaticaboekje (zie classroom voor overzicht incl. leerdoelen en materiaal):
    Zinsdelen: WG, NG, ww = de baas, ow, lv, mv, vzv, bwb, bvb, bvg
    Woordsoorten: lw, zn, bn, ww, vz, bw, zww, kww, hww van tijd en modaliteit

Slide 15 - Tekstslide