§5.2 Transport en sedimentatie (1)

§5.2 Transport en sedimentatie (1)
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

§5.2 Transport en sedimentatie (1)

Slide 1 - Tekstslide

Als een steen in een woestijn in stukken breekt, is dat een vorm van....?
A
chemische verwering
B
mechanische verwering
C
erosie
D
sloop

Slide 2 - Quizvraag

Waarom komt chemische verwering vooral voor in vochtige gebieden?

Slide 3 - Open vraag

Antwoord vraag 7 §1
Ze zijn beide gevormd door chemische verwering: het oplossen van kalksteen in regen- of rivierwater.

Slide 4 - Tekstslide

Antwoord vraag 8 §1
1. Het regent.
2. Zuur regenwater dringt in de bodem.
3. Via scheuren dringt het water het kalksteen in. 
4. Kalksteen lost op in het zure regenwater of grondwater. 
5. Er ontstaat een grot gevuld met water. 
6. Het water wordt afgevoerd en dringt dieper het kalksteen in. 
7. Het grondwater komt lager te staan. 
8. De bovenste grot komt droog te staan en ontwikkelt zich niet verder. 
9. In de grot ontstaan druipsteenpegels en zuilen: stalagmieten en stalactieten. 
 

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg Transport en sedimentatie
In de vorige paragraaf hebben we gezien hoe verweringsmateriaal ontstaat. Dat mateeriaal blijft meestal niet op dezelfde plaats liggen. Het wordt getransporteerd door rivieren, ijs, zee en wind. Als dat materiaal ergens wordt afgezet (neergelegd) noemen we dat sedimentatie.
Dat ga ik in de komende slides uitleggen. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Rivieren
Hoog in de bergen ontstaat verweringsmateriaal. Dat is meestal nog groot en grof. Het wordt door rivieren meegenomen en onderweg ook gesorteerd. Hoe groter en zwaarder het materiaal, hoe eerder het blijft liggen.
De rivier kun je in 'stukken' verdelen: het begin van de rivier noem je de bovenloop. Daar stroomt de rivier het snelst en sterkst. Daar blijven dus alleen de grootste rotsen liggen.
Het volgende deel van de rivier noemen we de middenloop. Doordat het landschap vlakker wordt stroomt de rivier minder snel. Kleiner stenen (grind) kunnen nu blijven liggen.
 Het laatste deel van de rivier noemen we de benedenloop. Hier stroomt de rivier nog langzamer. Eerst zakt het grove zand naar de bodem en als de rivier nog langzamer gaat stromen wordt het fijne zand en klei afgezet.
Materiaal door een rivier neergelegd noemen we fluviatiel sediment

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

IJs/gletsjers
Hoog in de bergen heb je soms gletjers. Dat zijn grote, dikke pakketten van sneeuw en ijs die langzaam van een berg naar beneden 'stromen'. 
Ook gletjers nemen verweringsmateriaal mee. Alleen sorteren zij het niet zoals een rivier. Een gletsjer neemt gewoon alles mee naar beneden, tot waar de gletsjer stopt. Daar blijft het puin liggen. Dat noemen we een morene
Vanuit een smeltende gletsjer begint vaak een rivier en dan begint het verhaal van de rivieren. Het kleinste materiaal dat een gletsjer had meegenomen gaat direct mee. De grote stukken moeten eerst weer verweren en gaan dan mee.
Materiaal dat een gletsjer neerlegd noemen we glaciaal sediment.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Zee
De zee krijgt materiaal aangevoerd door rivieren. Dat is dus fijn zand en klei.

Bij vloed 'legt' de zee het zand op het strand neer. Daar komt ik straks nog op terug.

Voor de klei is de stroming bij vloed eigenlijk nog te sterk. De zee stroomt ook via geulen de Waddenzee binnen. En daar komt het water meer tot rust. Daardoor vind je langs de Waddenkust zeeklei. Dat is er neergelegd toen er nog geen zeedijken waren. Nu blijft de zeeklei langs de dijken liggen en vormt op sommige plaatsen 'nieuw' land.

Materiaal door de zee neergelegd noemen we mariene sedimenten.

Slide 12 - Tekstslide

Wind
Ook de wind neemt verweringsmateriaal mee.
In de vorige slide had ik het al over het zand dat bij vloed op het strand wordt neergelegd door de zee. Dat zand komt bij eb droog te liggen en het opgedroogde zand waait bij aanlandige wind landinwaarts. Op die manier worden de duinen gevormd en aangevuld.

Soms vind je in Nederland verweringsmateriaal dat door de wind helemaal uit de Sahara is meegevoerd. Dat is dus heel fijn zand, anders kan de wind het niet van zo ver meenemen.
In de Sahara komt dit zand/stof hoog in de lucht en met een sterke zuidenwind kan het helemaal tot in Nederland komen.
Materiaal dat door de wind wordt meegevoerd en neergelegd noemen we eolisch sediment

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Huiswerk
Voor de volgende keer heb je deze les helemaal afgerond. Als je nog vragen hebt over de 'theorie' kun je me een Bericht sturen.
Verder maak je van §2 vragen 1 t/m 4. Vraag 2 kun je op het internet (Wikipedia) vinden. Voor vraag 3 voeg ik een kaart als bijlage in Magister bij.
Upload de uitwerkingen naar Opdrachten.

Slide 15 - Tekstslide