1. Het regent.
2. Zuur regenwater dringt in de bodem.
3. Via scheuren dringt het water het kalksteen in.
4. Kalksteen lost op in het zure regenwater of grondwater.
5. Er ontstaat een grot gevuld met water.
6. Het water wordt afgevoerd en dringt dieper het kalksteen in.
7. Het grondwater komt lager te staan.
8. De bovenste grot komt droog te staan en ontwikkelt zich niet verder.
9. In de grot ontstaan druipsteenpegels en zuilen: stalagmieten en stalactieten.