H3 - week 21 - Woordenschat H5 - Les 2

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met LessonUp
Zorg dat je de planning in de gaten houdt.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met LessonUp
Zorg dat je de planning in de gaten houdt.

Slide 1 - Tekstslide

- Welkom!
- Alle brieven binnen?
- Start - woordenschat

Doel:
- Je ziet het verschil tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik
- Je legt uit wat het verschil is tussen ee uitdrukking en een spreekwoord
- Je noemt verschillende spreekwoorden met GROEN erin (het hoofdstuk heet groen)
- Je kent de uitdrukkingen/spreekwoorden  uit de woordenlijst van H5



Wat gaan we doen vandaag:

Slide 2 - Tekstslide

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Woorden en zinnen kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn.

In ‘Groen is de kleur van gras’ is het woord ‘groen’ letterlijk bedoeld. 

Maar ‘groen’ kan ook ‘jong en onervaren’ betekenen.
Bijvoorbeeld: ‘Op het gebied van de liefde is Thomas nog een groentje.’
Hier wordt het dus figuurlijk gebruikt. 
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Slide 3 - Tekstslide

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Ook bij spreekwoorden en uitdrukkingen is er sprake van een figuurlijke betekenis:

Een spreekwoord is een wijsheid of opvatting, die geformuleerd is in een hele zin (in de tegenwoordige tijd); je kunt een spreekwoord niet aanpassen of veranderen:
Bij de buren is het gras altijd groener.

Een uitdrukking is een vaste woordgroep met een vaste betekenis; je kunt een uitdrukking wel een beetje aanpassen of veranderen:
– groene vingers hebben → Isa heeft groene vingers.
Dit betekent: goed kunnen omgaan met planten → Isa kan goed met planten omgaan.


Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Slide 4 - Tekstslide

Wat: woordenschat H5: 
Maak de hele leerlijn

Wanneer: Deze hele week (twee lessen)
Hoe: Werk precies, zorg ervoor dat je ook de uitdrukkingen& spreekwoorden en de overige woorden direct leert .
Aan de slag

Slide 5 - Tekstslide

Maak zelf een zin met de onderstaande uitdrukking waarin de betekenis duidelijk wordt :

ze bruin bakken

Slide 6 - Open vraag

Maak zelf een zin met de onderstaande uitdrukking waarin de betekenis duidelijk wordt :

op een roze wolk zitten

Slide 7 - Open vraag

Maak zelf een zin met de onderstaande uitdrukking waarin de betekenis duidelijk wordt :

iemand op zijn blauwe ogen geloven

Slide 8 - Open vraag

Welk spreekwoord past bij:

Een klein foutje kan een groot geheel te schande maken
A
Wie zijn neus schendt, schendt zijn angezicht.
B
Twee gezichten kennen
C
Je kunt me de boom in.
D
Een wit voetje halen

Slide 9 - Quizvraag

Wat: woordenschat H5: 
- Maak de hele leerlijn
- Leer de woorden en uitdrukkingen en spreekwoorden van de woordenlijst. 




Succes!

Slide 10 - Tekstslide