Doe mee met LessonUp Zorg dat je de planning in de gaten houdt.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2
In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij
Let op:
Doe mee met LessonUp Zorg dat je de planning in de gaten houdt.
Slide 1 - Tekstslide
- Welkom!
- Alle brieven binnen?
- Start - woordenschat
Doel:
- Je ziet het verschil tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik
- Je legt uit wat het verschil is tussen ee uitdrukking en een spreekwoord
- Je noemt verschillende spreekwoorden met GROEN erin (het hoofdstuk heet groen)
- Je kent de uitdrukkingen/spreekwoorden uit de woordenlijst van H5
Wat gaan we doen vandaag:
Slide 2 - Tekstslide
Spreekwoorden en uitdrukkingen
Woorden en zinnen kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn.
In ‘Groen is de kleur van gras’ is het woord ‘groen’ letterlijkbedoeld.
Maar ‘groen’ kan ook ‘jong en onervaren’ betekenen.
Bijvoorbeeld: ‘Op het gebied van de liefde is Thomas nog een groentje.’
Hier wordt het dus figuurlijk gebruikt.
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Slide 3 - Tekstslide
Spreekwoorden en uitdrukkingen
Ook bij spreekwoorden en uitdrukkingen is er sprake van een figuurlijke betekenis:
Een spreekwoord is een wijsheid of opvatting, die geformuleerd is in een hele zin (in de tegenwoordige tijd); je kunt een spreekwoord niet aanpassen of veranderen:
– Bij de buren is het gras altijd groener.
Een uitdrukking is een vaste woordgroep met een vaste betekenis; je kunt een uitdrukking wel een beetje aanpassen of veranderen:
– groene vingers hebben → Isa heeft groene vingers.
Dit betekent: goed kunnen omgaan met planten → Isa kan goed met planten omgaan.
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Slide 4 - Tekstslide
Wat: woordenschat H5: Maak de hele leerlijn
Wanneer: Deze hele week (twee lessen)
Hoe: Werk precies, zorg ervoor dat je ook de uitdrukkingen& spreekwoorden en de overige woorden direct leert .
Aan de slag
Slide 5 - Tekstslide
Maak zelf een zin met de onderstaande uitdrukking waarin de betekenis duidelijk wordt :
ze bruin bakken
Slide 6 - Open vraag
Maak zelf een zin met de onderstaande uitdrukking waarin de betekenis duidelijk wordt :
op een roze wolk zitten
Slide 7 - Open vraag
Maak zelf een zin met de onderstaande uitdrukking waarin de betekenis duidelijk wordt :
iemand op zijn blauwe ogen geloven
Slide 8 - Open vraag
Welk spreekwoord past bij:
Een klein foutje kan een groot geheel te schande maken
A
Wie zijn neus schendt, schendt zijn angezicht.
B
Twee gezichten kennen
C
Je kunt me de boom in.
D
Een wit voetje halen
Slide 9 - Quizvraag
Wat: woordenschat H5: - Maak de hele leerlijn
- Leer de woorden en uitdrukkingen en spreekwoorden van de woordenlijst.