Woordenschat H2 - T2 - Figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les

Uitleg figuurlijk taalgebruik

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Je kunt het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik uitleggen;
- Je kent voorbeelden van figuurlijk taalgebruik.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk taalgebruik
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.
Het tegenovergestelde is letterlijk taalgebruik.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk taalgebruik

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Afhankelijk van de leeftijd en interesses van de groep kun je een van deze drie video's kiezen om te laten zien, om het begrip 'metafoor' te illustreren en hoe breed het gebruikt wordt in de maatschappij.
Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Woordenboek
Als je een uitdrukking niet begrijpt, kan je het opzoeken in een woordenboek.

Zoek dan bij het belangrijkste zelfstandig naamwoord in het woordenboek.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk woord zoek je de betekenis van het spreekwoord op in het woordenboek?

Als er één schaap over de dam is, volgen er meer.
A
Als
B
schaap
C
de
D
dam

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'aan iemands lippen hangen'?
A
in de maling nemen
B
aandachtig luisteren
C
rondhangen
D
een grap uithalen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand doorzagen
Dat is mij een doorn in het oog.
Een koude douche
De druiven zijn zuur.
De druk is van de ketel.
Een druppel op de gloeiende plaat.
In dubio staan
Met z'n duimen draaien.
Geen duimbreed wijken.
Iemand de ogen uitsteken.
twijfelen
iemand jaloers maken
de grootste spanning is voorbij
een tegenvaller
iemand langdurig ondervragen
niets toegeven
verliezen is moeilijk
iets wat nauwelijks helpt
niks zitten te doen
dat stoort mij enorm

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk woord kijk je in het woordenboek als je de betekenis wilt weten van het spreekwoord 'Blaffende honden bijten niet'?
A
blaffen
B
hond
C
bijten
D
niet

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na een week is eindelijk de aap uit de mouw gekomen. Wat betekent dit spreekwoord?
A
meteen vertellen wat je wil zeggen
B
de waarheid wordt duidelijk
C
in de maling nemen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van de onderstaande spreekwoorden?
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Een uiltje knappen 
Ergens de dupe van worden
Spijkers met koppen slaan 
Als er geen toezicht is, wordt er van alles gedaan wat niet mag.
een dutje doen 
Slachtoffer zijn van iets
afspraken maken waaraan men houvast heeft 

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'De koe bij de hoorns vatten'?
A
Een lastige zaak meteen aanpakken.
B
Stoer doen.
C
Iemand in de maling nemen.
D
Je ergens makkelijke vanaf maken.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk woord zoek je een spreekwoord of uitdrukking in het woordenboek?
A
het eerste woord
B
het laatste woord
C
het woord dat in het midden staat
D
bij het kernwoord

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om de betekenis van het spreekwoord ‘Met de kippen op stok gaan’ te vinden, zoek je in het woordenboek bij het woord…
A
gaan
B
met
C
kippen
D
stok

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
- Maak oefening 1, 2, 3 en 4 vanaf blz. 50 (ws h2)



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk woord zoek je de betekenis van het spreekwoord op in het woordenboek?

Beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht.
A
Beter
B
vogel
C
hand
D
tien

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies