Hoeveel woorden kon je maken met slechts een paar letters? a, s, t, r, e
Er bestaan miljoenen verschillende stoffen.
Al deze stoffen zijn opgebouwd uit de ongeveer 40 veel voorkomende atoomsoorten.
Zoals ieder woord een andere betekenis heeft , heeft iedere stof andere eigenschappen.
Stofeigenschappen
Water kan vloeibaar zijn maar ook vast of gas.
Water van 20 graden Celsius is altijd vloeibaar
Water kan allerlei temperaturen hebben
water van 0 graden is aan het bevriezen
Water van 100 graden kookt
Slide 6 - Tekstslide
Deeltjes en fasen
water van beneden de 0 graden Celsius heeft een vaste vorm. Ijs.
Stoffen kunnen afhankelijk van de temperatuur in verschillende toestanden voorkomen. We noemen dit fasen.
Als het ijs een temperatuur van boven de 0 graden krijgt smelt het.
De fase wordt dan vloeibaar.
water van 100 graden kookt. De vloeibare fase gaat over in de gasfase.
Slide 7 - Tekstslide
De waterkringloop
Het water in de zee is vloeibaar.
Door de warmte van de zon verdampt het en wordt waterdamp (gas)
1
Als in hogere luchtlagen de temperatuur daalt condenseert het water weer (vloeibaar). Er ontstaan druppels die als ze zwaar genoeg zijn naar beneden vallen (regen)
2
Als het nog kouder wordt kan de waterdamp zelfs overgaan in de vaste vorm. Het gaat sneeuwen.
3
Sneeuw zal uiteindelijk weer ontdooien (smelten) en met het regenwater via beekjes en rivieren terugstromen naar de zee.
4
Slide 8 - Tekstslide
Fase-overgangen
Alle faseovergangen hebben hun eigen naam
Van vast naar vloeibaar = smelten
Van vloeibaar naar vast = stollen
Van vloeibaar naar gas = verdampen
Van gas naar vloeibaar = condenseren
Van vast naar gas = sublimeren (vervluchtigen)
Van gas naar vast = rijpen
Slide 9 - Tekstslide
Zuivere stof en mengsel
Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen
Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen
Slide 10 - Tekstslide
Warmte, temperatuur en faseovergangen
Als je aan een stof warmte toevoegt stijgt de temperatuur
Om de temperatuur te laten dalen moet warmte worden afgevoerd
Als je aan (zuiver) ijs van -20 graden Celsius warmte toevoegt stijgt de temperatuur
Bij 0 graden gaat het ijs smelten het wordt vloeibaar water.
Bij 100 graden gaat het water koken
Een zuivere stof heeft een smelt-/stolpunt en een kook-/condensatiepunt
Als je een vloeistofmengsel afkoelt gaat het op een gegeven moment stollen
tijdens het stollen daalt de temperatuur licht verder.