Toets Werk h1 t/m h4

Wanneer noem je iets werk? Geef de definitie van werk.
1 / 34
volgende
Slide 1: Open vraag
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wanneer noem je iets werk? Geef de definitie van werk.

Slide 1 - Open vraag

Medewerker van de maand!
De medewerker van de maand juni is iemand die alweer een tijdje bij ons werkt! Hij heeft een continue glimlach op zijn gezicht. Elke werkdag zet hij zich in voor de volle 100%.
In de maand juni heeft hij twee belangrijke projecten afgerond. De opdrachtgevers waren erg tevreden. Ook bij ons op kantoor is hij regelmatig komen helpen bij de afdeling logistiek.
De medewerker van de maand is… Stef Beits, van harte gefeliciteerd met de eer en je bonus!

Lees de tekst hierboven.
Welke basisbehoefte van Maslow herken je tekst 1?

A
De behoefte aan ontwikkeling.
B
De behoefte aan veiligheid en zekerheid.
C
De behoefte aan erkenning en waardering.
D
De sociale behoeften.

Slide 2 - Quizvraag

Een van de vijf basisbehoeften van Maslow is de behoefte aan zekerheid.
Leg uit hoe werk deze behoefte kan vervullen.

Slide 3 - Open vraag

Het werk dat iemand doet, hangt samen met zijn capaciteiten.
Welke capaciteiten moet een wiskundeleraar volgens jou hebben? Noem er twee.

Slide 4 - Open vraag

Je kunt in loondienst werken, of als zelfstandige.
De meeste mensen werken in loondienst.
Bedenk twee redenen waarom.

Slide 5 - Open vraag

Kom niet in de shit, doe het wit!
Veel jongeren overwegen om deze zomer zwart aan de slag te gaan. Dat blijkt uit een enquête van vakbond FNV Jong onder 500 jongeren. De jongeren die aangeven zwart te willen werken, kunnen vaak aan de slag in het bedrijf van vrienden, familie of kennissen. FNV Jong vindt zwartwerken geen goed idee. Onder het motto ‘Kom niet in de shit, doe het wit!’ is de vakbond een voorlichtings campagne onder jongeren begonnen.
Ondanks de nadelen van zwartwerk, willen veel jongeren tóch zwart werken.
Waarom zullen zij dit vooral doen in bedrijven van familie of vrienden, denk je?

Slide 6 - Open vraag

Laat met een voorbeeld zien dat een werknemer én een werkgever belang hebben bij goede arbeidsomstandigheden.

Slide 7 - Open vraag

In een personeelsadvertentie (vacature) staan vaak opmerkingen over:
1 Aantal vakantiedagen.
2 Lengte van je proeftijd.
3 Hoeveel uur per week je gaat werken.
4 Functieomschrijving.

Welke van deze zaken zijn vastgelegd in de cao?
A
1 en 2
B
3 en 4
C
1 en 3
D
2 en 4

Slide 8 - Quizvraag

Sociale media leidt steeds vaker tot ontslag. Een bekend voorbeeld is het meisje dat bij Albert Heijn werkte en op Facebook de mist inging. Pascalle had zich ziek gemeld en vertelde op Facebook dat ze ‘nu lekker de hele dag kon shoppen in Amsterdam met haar moeder’. Haar baas las mee, en schreef in een reactie op de Facebookstatus: ‘Je mag zo lang als je wilt blijven in Amsterdam. Wij hoeven je namelijk niet meer terug te zien bij onze Albert Heijn’.
Wie zich ziek meldt, kan dus maar beter bedenken wat hij/zij op sociale media zet.
Is er hier sprake van ontslag op staande voet? Leg uit waarom wel of niet.

Slide 9 - Open vraag

Wat staat er in de Arbowet?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het verschil tussen je brutoloon en je nettoloon?

Slide 11 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een ongeschreven regel op een bedrijf.

Slide 12 - Open vraag

Wat wordt er op een werkoverleg besproken? Noem 2 voorbeelden.

Slide 13 - Open vraag

Tot welke sector hoort het beroep
van de leden van Broederliefde
(of een andere populaire band)?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 14 - Quizvraag

Hoe vind je een baan door te ‘netwerken’?
A
Via de 130 vestigingen van het UWV.
B
Via je sollicitatiebrief.
C
Via mensen die je kent.
D
Via vacatures op internetsites.

Slide 15 - Quizvraag

Noem drie groepen die een zwakke positie op de arbeidsmarkt hebben.

Slide 16 - Open vraag

Twee arbeidssectoren vormen samen de dienstensector. Maar wat is eigenlijk een dienst? Noem 2 voorbeelden van een dienst.

Slide 17 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van een beroep in de primaire sector?
A
veehouder/boer
B
metselaar
C
chauffeur op een vrachtwagen
D
docent

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een beroep in de secundaire sector?
A
veehouder/boer
B
metselaar
C
chauffeur op een vrachtwagen
D
docent

Slide 19 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van flexibel werken:

Slide 20 - Open vraag

HOOFDSTUK 4
DE ARBEIDSMARKT

Slide 21 - Tekstslide

4.1 Wat is de arbeidsmarkt?
  • Vraag
  • Aanbod

--> De vraag naar arbeidskrachten en het aanbod van arbeidskrachten.

Slide 22 - Tekstslide

Vraag en aanbod
Vraag naar arbeidskrachten: alle mensen die nodig zijn om het werk in de samenleving uit te voeren.

Aanbod van arbeidskrachten: alle personen tussen 15 en 67 jaar die minimaal 12 uur per week voor werk beschikbaar zijn.

Slide 23 - Tekstslide

Maatschappelijke klasse
  • Werk in sectoren heeft invloed op de maatschappelijke positie.

Bepaald door: kennis (opleiding), salaris (inkomen), leidend gevende functies = macht.

Slide 24 - Tekstslide

4.2 Ontwikkelingen arbeidsmarkt
Drie ontwikkelingen:
  • werkgelegenheid verandert voortdurend.
  • Flexibel werken is toegenomen.
  • Veel meer werk via computers.

Slide 25 - Tekstslide

Werkgelegenheid
  • Werkgelegenheid verschilt per baan. Nu zijn er veel docenten nodig.
  • Afhankelijk van economie (crisis of niet)
  • Komst van machines en robots heeft ervoor gezorgt dat er sommige banen minder of niet meer nodig zijn. Denk aan de postbode

Slide 26 - Tekstslide

Flexibel werken
21ste eeuw: toename flexibel werken: niet meer elke dag van 09.00 tot 17.00 werken op een vaste plek.
-Zie je terug in meerdere sectoren banen.
-Deeltijd werken
-Oproep/uitzendkrachten
-Thuiswerken

Slide 27 - Tekstslide

Werken met computers
  • Computers zijn niet meer weg te denken op de werkvloer.
  • Automatisering v/d productie = mensen worden vervangen door computers.
  • Informatisering van arbeid = alle informatie op papier wordt gedigitaliseerd en is makkelijker toegangelijk voor werknemers.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Voordelen automatisering
- Saai, zwaar, vies en ongezond werk wordt overgenomen door computers.
- Minder kosten voor de werkgevers (niet elke maand salaris betalen)
Nadelen automatisering
- Mensen bewegen steeds minder en dat is ongezond. 
- Mensen raken hun baan kwijt.

Slide 30 - Tekstslide

Arbeidssectoren
Je kunt de beroepen in NL verdelen in 4 sectoren:

1. Primaire sector
2. Secundaire sector.
3. Tertiaire sector.
4. Quartaire sector.

Slide 31 - Tekstslide

Primaire en secundaire sector
  • Primair: grondstoffen + voedsel leveren
  • Landbouwbedrijven, jacht, veeteelt, visserij.

  • Secundair: Industrie, verwerking van grondstoffen naar producten. 
  • Allerlei soorten fabrieken

Slide 32 - Tekstslide

Tertiaire en quartiare sector
  • Tertiair: Dienstverlening
  • Handel, transport, horeca, banken, reisbureaus, verzekeringsbedrijven en reclamebureaus.

  • Quartiar: Overheidsinstanties en openbare gebouwen
  • Ziekenhuizen, gemeentehuis, onderwijs, maatschappelijk werkers, dienstverlening Rijksoverheid.

Slide 33 - Tekstslide

Ontwikkelingen arbeidsmarkt
3 ontwikkelingen:
  • werkgelegenheid veranderd voortdurend.
  • Flexibel werken is toegenomen.
  • Veel meer werk via computers.

Slide 34 - Tekstslide