Letterlijk en figuurlijk
1 / 11
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Is deze zin letterlijk of figuurlijk?
Mijn zusje is heel zoet.
Mijn zusje is heel zoet.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 2 - Quizvraag
Is deze zin letterlijk of figuurlijk?
Anna heeft vandaag haar stoute schoenen aangetrokken.
Anna heeft vandaag haar stoute schoenen aangetrokken.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 3 - Quizvraag
Is deze zin letterlijk of figuurlijk?
Eva loopt even weg, want haar neus bloedt.
Eva loopt even weg, want haar neus bloedt.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 4 - Quizvraag
Is deze zin letterlijk of figuurlijk?
Ik laat Kees de tuin zien.
Ik laat Kees de tuin zien.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 5 - Quizvraag
Is deze zin letterlijk of figuurlijk?
Mijn snoepje is erg zoet.
Mijn snoepje is erg zoet.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 6 - Quizvraag
Is deze zin letterlijk of figuurlijk?
Eva voelde zich ongemakkelijk en deed alsof haar neus bloedt.
Eva voelde zich ongemakkelijk en deed alsof haar neus bloedt.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 7 - Quizvraag
Is deze zin letterlijk of figuurlijk?
Ik probeer Kees om de tuin te leiden, zodat ik een hoger cijfer krijg
Ik probeer Kees om de tuin te leiden, zodat ik een hoger cijfer krijg
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 8 - Quizvraag
Is deze zin letterlijk of figuurlijk?
Ik luister altijd graag naar dit liedje.
Ik luister altijd graag naar dit liedje.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 9 - Quizvraag
Is deze zin letterlijk of figuurlijk?
Ik doe mijn schoenen aan
Ik doe mijn schoenen aan
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 10 - Quizvraag
Is deze zin letterlijk of figuurlijk?
'Het is altijd weer hetzelfde liedje met jou,' zei mijn vader tegen mij.
'Het is altijd weer hetzelfde liedje met jou,' zei mijn vader tegen mij.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
