herhaling leesvaardig 1.3 Talent

Leesvaardigheid
Herhaling theorie
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid
Herhaling theorie

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerp van de tekst
 Elke tekst gaat ergens over. Het heeft een bepaald onderwerp.
Als er veel over een onderwerp te vertellen is, kan het onderverdeeld zijn in deelonderwerpen.

Het onderwerp kun je in één of enkele woorden vertellen (nooit in één zin)
Bijv.: voor- en nadelen social media

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte van de hele tekst is het belangrijkste wat er over het onderwerp gezegd wordt.
Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.

De hoofdgedachte beschrijf je in één volledige zin.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken
De belangrijkste informatie van een tekst noem je de hoofdzaken. Deze hoofdzaken vind je vaak op vaste plekken in de tekst zoals de inleiding en het slot van de tekst. 

Slide 4 - Tekstslide

Kernzinnen
Kernzinnen geven de belangrijkste informatie van een zin aan. De kerzin is de eerste, de tweede of de laatste zin van een alinea. 

De kernzin werk je uit in de rest van de alinea. Een alinea wordt daardoor gemiddeld
tussen de drie en tien zinnen. Uitwerkingen van een kernzin kunnen onder andere
bestaan uit:
- een voorbeeld
- nadere uitleg of toelichting
- argumentatie

Slide 5 - Tekstslide

De kernzin is de eerste zin
Beleid wordt in Nederland vaak ingericht vanuit economische en bestuurskundige aspecten. Hierbij wordt verondersteld dat men een bepaalde keuze maakt gebaseerd op het rationele keuzemodel. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat mensen hun keuzes baseren op rationeel denken. Mensen maken dan een afweging tussen een aantal mogelijkheden. De uiteindelijke keuze is gebaseerd op een rationele, logische afweging van de verschillende opties, waarbij mensen vaak kijken naar het maximaal haalbare.

Slide 6 - Tekstslide

Kernzin is de tweede zin
Wat vindt de consument eigenlijk van de nieuwe regelgeving? Uit onderzoek blijkt dat hij vooral nadelen ziet. Dat heeft vooral te maken met het gevoel dat op termijn de maker beter beschermd wordt dan de gebruiker. De afgelopen decennia was het beleid vooral gericht op de bescherming van de consument. Veel mensen beschouwen de nieuwe regelgeving daarom als een trendbreuk. De tijd wordt in hun ogen 30 jaar teruggezet.

Slide 7 - Tekstslide

Kernzin is de laatste zin
Met het project is veel tijd en geld gemoeid. Er moeten nieuwe boortechnieken ontwikkeld worden, waarvan de kosten alleen maar tegen kunnen vallen. Verder moet er minstens 20 hectare grond aangekocht worden. Het vraagt veel energie om ook alle partijen te overtuigen van het nut van het project. Daarnaast weigeren de lokale overheden ook maar enig risico te dragen. Daarom gaat het hele plan voor minstens vijf jaar de koelkast in.

Slide 8 - Tekstslide

Welke tekstverbanden ken je nog? 
Welke tekstverbanden ken je nog? 

Slide 9 - Tekstslide

Tekstverbanden
  • chronologisch/tijd
  • opsommend
  • tegenstellend
  • toelichtend / uitleggend
  • concluderend 
  •  redengevend 
  • oorzaak - gevolg
  • vergelijkend 
  • middel - doel
  • samenvattend  
  • voorwaardelijk  

Slide 10 - Tekstslide

concluderend tekstverband
Bij een concluderend tekstverband trekt de auteur een conclusie uit informatie die eerder in de tekst is gegeven. 

Bijbehorende signaalwoorden: 
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al, het blijkt dat, dan ook 

Slide 11 - Tekstslide

Redengevend verband
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt. Je hebt hier zelf een keuze. 

Bijbehorende signaalwoorden: 
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, vanwege

Slide 12 - Tekstslide

Oorzakelijk verband
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt. Je hebt hier zelf geen invloed op. 

Bijbehorende signaalwoorden: 
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij, door te

Slide 13 - Tekstslide

Vergelijkend verband
Met een vergelijkend verband maakt de auteur iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen

Bijbehorende signaalwoorden: 
in vergelijking met, net als, als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met

Slide 14 - Tekstslide

doel-middelverband
Een doel-middelverband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken. 

Bijbehorende signaalwoorden: 
aan de hand van, zodat, om te, door middel van, met, met behulp van, middels, opdat 

Slide 15 - Tekstslide

Samenvattend verband
Bij een samenvattend verband geeft de auteur een verkorte weergave van de informatie uit de tekst. 

Bijbehorende signaalwoorden: 
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al 

Slide 16 - Tekstslide

Voorwaardelijk verband
Een voorwaardelijk verband maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt. 

bijbehorende signaalwoorden: 
als...dan, indien, tenzij, mits 

Slide 17 - Tekstslide

Leesstrategieën

Er zijn vijf leesstrategieën:

  1. verkennend lezen 
  2. nauwkeurig lezen
  3. zoekend lezen
  4. studerend lezen

Slide 18 - Tekstslide

Dit was 
leesvaardigheid 1.3 in het kort :-)
We gaan verder met 2.3 blz. 110 e.v.
Maken opdracht 1a, 2b, c en 3a, b, c in de les;
huiswerk: 4 t/m 7

Slide 19 - Tekstslide