Noteer de werkwoorden en geef bij ieder werkwoord aan of het een hww of zww is.
1. Ook dit jaar heeft Nederland ruim 8 miljard ton huisvuil geproduceerd
2. In de achttiende eeuw woonde in het Engelse Watford de heks Angelina Tubbs.
3. Dankzij zijn vier poten kan de maanrobot over steentjes stappen
4. Smaken Hollandse stamppotten als hutspot de meeste mensen prima?
5. Met een plastic omhulsel zou men de houdbaarheid van de komkommer met veertien dagen kunnen verlengen
6. Containerschepen worden gelost met automatische voertuigen.