In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
§6 HWW - ZWW - KWW
Slide 1 - Tekstslide
HWW/KWW/ZWW
Lesdoel:
Aan het eind van de les kun je van de werkwoorden in een zin aangeven of het zww, hww of kww zijn.
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
In deze les:
1. Herhalen zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
2. Nieuw: koppelwerkwoord
3. Aan de slag: maken §6 gr ws opdr 1 t/m 4 (blz 217)
Slide 3 - Tekstslide
HWW - ZWW
Hoe zit dit ook alweer?
Slide 4 - Tekstslide
Een hulpwerkwoord heeft een minder duidelijke betekenis dan een zelfstandig werkwoord.
lopen
lezen
eten
kunnen
Slide 5 - Tekstslide
Herhaling HWW en ZWW
Slide 6 - Tekstslide
Zelfstandig werkwoord (ZWW)
Heeft meestal een duidelijke betekenis.
In elke zin zit altijdéén ZWW.
Belangrijkste ww in de zin.
Bij meerdere werkwoorden in een zin, staat het ZWW vaak achteraan.
Hulpwerkwoord (HWW)
Heeft een minder duidelijke betekenis.
Niet elke zin bevat een HWW.
Er kunnen meer HWW in een zin voorkomen.
Bij de bakker koopik gebak. Ik heb gebak gekochtbij de bakker. Ik zouook brood hebbenkunnenkopenbij de bakker.
Slide 7 - Tekstslide
Noteer de werkwoorden van deze zin: De kok heeft weer bijzonder lekker gekookt.
Slide 8 - Open vraag
Welk soort werkwoorden zijn het? De kok heeft weer bijzonder lekker gekookt.
A
heeft = zww
gekookt = zww
B
heeft = hww
gekookt = hww
C
heeft = zww
gekookt = hww
D
heeft = hww
gekookt = zww
Slide 9 - Quizvraag
Zelfstandig werkwoord (ZWW)
Heeft meestal een duidelijke betekenis.
In elke zin zit altijdéén ZWW.
Bij meerdere werkwoorden in een zin, staat het ZWW vaak achteraan.
Belangrijkste ww in de zin
Hulpwerkwoord (HWW)
Heeft een minder duidelijke betekenis.
Niet elke zin bevat een HWW.
Er kunnen meer HWW in een zin voorkomen.
Maar let op: deze regels gelden voor zinnen met een werkwoordelijk gezegde. Een zin met een naamwoordelijk gezegde heeft geen zelfstandig werkwoord, maar een koppelwerkwoord.
Slide 10 - Tekstslide
Koppelwerkwoord
- Koppelt een deel van de zin aan het onderwerp, bijvoorbeeld:
Nina is een uitstekende leerling.
'is' koppelt de toestand 'een uitstekende leerling' aan 'Nina' (onderwerp).
- Is het belangrijkste werkwoord in de zin (met een naamwoordelijk gezegde).
Slide 11 - Tekstslide
Koppelwerkwoord
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
heten
dunken
voorkomen
Deze moet je uit je hoofd kennen!
Noteer ze in je schrift.
Slide 12 - Tekstslide
Dusssss
Zoek het belangrijkste ww uit de zin
- is het 1 van de 9? --> kww
- is het een ander ww? --> zww
Alle overige ww uit de zin zijn hww
Je hebt dus maar 1 zww OF 1 kww per zin.
Slide 13 - Tekstslide
Noteer de werkwoorden van deze zin: Voor meer rendement zouden windmolens hoger moeten worden.
Slide 14 - Open vraag
Voor meer rendement zouden windmolens hoger moeten worden.
Welk ww is het belangrijkste werkwoord?
A
zouden
B
moeten
C
worden
Slide 15 - Quizvraag
Voor meer rendement zouden windmolens hoger moeten worden.
Is dit belangrijkste ww een HWW, KWW of ZWW?
A
HWW
B
KWW
C
ZWW
Slide 16 - Quizvraag
koppelwerkwoord
geen koppelwerkwoord
zijn
gamen
blijven
zingen
lijken
kunnen
zullen
hebben
worden
leren
dunken
geven
Slide 17 - Sleepvraag
Sommige mensen schijnen levenslang bang te blijven voor spinnen. Noteer de werkwoorden van deze zin.
Slide 18 - Open vraag
Welk soort werkwoorden zijn het? Sommige mensen schijnen levenslang bang te blijven voor spinnen.
A
schijnen = kww
blijven = kww
B
schijnen = hww
blijven = hww
C
schijnen = kww
blijven = hww
D
schijnen = hww
blijven = kww
Slide 19 - Quizvraag
Schriften dicht!
Noteer de 9 koppelwerkwoorden.
Slide 20 - Open vraag
Oefenzinnen
1. Pauwen kunnen met hun verenpracht een vrouwtje verleiden.
2. Op de markt waren de jongens nephorloges aan het verkopen.
3. Tijdens wedstrijden bleek Mary een prima fotografe te zijn.
4. Zwarte auto's blijken vrij veel kans op een ongeluk te hebben.
Slide 21 - Tekstslide
§6 hww/kww/zww
Nu: maken opdracht 1 t/m 4 (blz 217)
Huiswerk: leren theorie + wat niet af is van 1 t/m 4