In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Guten Tag
Woche 37
Slide 1 - Tekstslide
Was werden wir diese Woche machen?
- Die Hausaufgaben wiederholen
- Kurzes Video
- Einstieg ins Kapitel
- Hören
- Aufgaben machen
Letzte Woche:
- einander kennenlernen
- was ist typisch Deutsch?
Slide 2 - Tekstslide
Die Jahresplanung
- Woche 41: Portfolio 1
- Woche 45: Voortgangstoets 1
- Woche 3: Voortgangstoets 2
- Woche 5: Hören
- Woche 12: Voortgangstoets 3
- Woche 20: Voortgangstoets 4
- Woche 22: Portfolio 2
- Woche 25: Lesen
Immer mitbringen: dein Buch & dein Heft!
Slide 3 - Tekstslide
Die Hausaufgaben
Lektion 1 (Seite 54)
Nimm dein Heft
Slide 4 - Tekstslide
versuchen
Slide 5 - Open vraag
gehören zu
Slide 6 - Open vraag
der Fluss
Slide 7 - Open vraag
als
deswegen
oben
außer
daarom
toen
boven
behalve
Slide 8 - Sleepvraag
Die Antworten
versuchen - proberen
gehören zu - behoren tot
der Fluss - de rivier
als - toen
deswegen - daarom
oben - boven
außer - behalve
Schreib die Wörter auf, die du noch nicht kennst!
Slide 9 - Tekstslide
Typisch Deutsch
Typisch Bayerisch?
Slide 10 - Tekstslide
learngerman.dw.com
Slide 11 - Link
Kapitel 1: Salzburg
Woran denkt ihr?
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Aufgabe 7: Lesen (Seite 10-11)
Fertig? Aufgabe 9 (Grammatik, gebruik het voorbeeld op blz. 12)
Slide 14 - Tekstslide
Aufgabe 1 besprechen
Hausaufgabe
Fragen?
Slide 15 - Tekstslide
Aufgabe 2 Song/Lied
2.7-2.9
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Aufgabe 3 & 4 besprechen
Seite 9-10
Das Ziel: Vorbereiten auf die Höraufgabe
Slide 18 - Tekstslide
Aufgabe 5
Hören: richtig oder falsch?
2 Mal!
Slide 19 - Tekstslide
Grammatik: das Perfekt
Slide 20 - Tekstslide
Voltooid tegenwoordige tijd
Das Perfekt
Hoe maak je deze in het Nederlands?
Und wie auf Deutsch?
Slide 21 - Tekstslide
Was brauchst du?
Form van haben oder sein
Slide 22 - Tekstslide
Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 23 - Sleepvraag
Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
Slide 24 - Sleepvraag
Zwak of sterk
zwak: Ich habe gewohnt. – Ich bin gereist. / sterk: Ich habe geschlafen. – Ich bin gegangen.
Je gebruikt sein in de voltooid tegenwoordige tijd met werkwoorden die een beweging aangeven --> Ich bin geschwommen.
Het voltooid deelwoord van de werkwoorden die eindigen op –ieren of beginnen met ver-, be-, of ge- krijgt geen ge-. -->Ich habe eine Party organisiert.