1.8 Talent spelling 2

Startopdracht
Schrijf de goede vorm van het werkwoord op.

1. Kijken 
Hij ………….naar een slechte serie. Heeft hij weleens in zijn agenda ………….?
2. Gebeuren 
Het …………….. vaak dat hij een afspraak vergeet. Ik baal ervan; het is weer niet ……………..
3. Herkennen 
Zij ……………. niemand als het donker is. Zij heeft mij niet ……………… toen ze langsliep.
4. Worden
Hij ………… volgende week 16 jaar . Zij is deze week 16 jaar ……………...

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Startopdracht
Schrijf de goede vorm van het werkwoord op.

1. Kijken 
Hij ………….naar een slechte serie. Heeft hij weleens in zijn agenda ………….?
2. Gebeuren 
Het …………….. vaak dat hij een afspraak vergeet. Ik baal ervan; het is weer niet ……………..
3. Herkennen 
Zij ……………. niemand als het donker is. Zij heeft mij niet ……………… toen ze langsliep.
4. Worden
Hij ………… volgende week 16 jaar . Zij is deze week 16 jaar ……………...

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

TALENT - 1.8 SPELLING 
Herhaling: 
  • Je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt.
  • Je weet hoe je een komma,punt, uitroepteken, vraagteken gebruikt.
Leerdoelen: 
  • Je weet hoe je dubbele punt en aanhalingstekens goed gebruikt
  • Je kent tien dicteewoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Programma             60 minuten
Startopdracht
Lesdoel
Lekker lezen
Instructie en aantekeningen
Toepassen 
Check-out (evt startopdracht)


5 minuten
5 minuten 
15 minuten
10 minuten
15 minuten
5 minuten

Slide 4 - Tekstslide

Check-In
Hoe voel je je op dit moment?
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Lekker lezen

Slide 6 - Tekstslide

PERSOONSVORM IN DE TEGENWOORDIGE TIJD
De persoonsvorm ziet er in de tegenwoordige tijd zo uit:

enkelvoud stam
ik loop
loop ik
loop jij?
De ik-vorm noemen we de stam van het werkwoord.

Slide 7 - Tekstslide

PERSOONSVORM IN DE TEGENWOORDIGE TIJD
De persoonsvorm ziet er in de tegenwoordige tijd zo uit:

enkelvoud stam + t
jij/u loopt
hij/zij loopt
het loopt

Slide 8 - Tekstslide

PERSOONSVORM IN DE TEGENWOORDIGE TIJD

Meervoud hele werkwoord 
 wij lopen
jullie lopen
zij lopen



Slide 9 - Tekstslide

Jij ............. nooit het goede antwoord.
A
raad
B
raadt
C
raat
D
raatd

Slide 10 - Quizvraag

Mijn broer (kleden) ..... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kleette
D
kleedde

Slide 11 - Quizvraag

Flip ............ eerste bij de wedstrijd.
A
wort
B
word
C
wordt
D
woord

Slide 12 - Quizvraag

Boris ........... een nieuwe televisie
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
heefdt

Slide 13 - Quizvraag

Ik ........... dat niet leuk.
A
vint
B
vind
C
vindt
D
vond

Slide 14 - Quizvraag

Waar ga jij vandaag mee aan de slag?
Ik ga 1.8 zelfstandig afmaken.
Ik doe mee met de uitleg en ga daarna zelfstandig aan het werk met 1.8
Ik vind het prettig om na de uitleg een aantal opdrachten samen te doen.
Ik ben klaar met de opdrachten en ga met NUMO aan het werk

Slide 15 - Poll

Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. 
Instructie en Aantekeningen
Boek bladzij 65

Slide 16 - Tekstslide

LEESTEKENS: DE KOMMA
Leestekens en hoofdletters helpen je bij het lezen van een tekst.

Deze leestekens ken je al: punt, vraagtekens, uitroepteken. 

Ze staan aan het einde van een zin.

Slide 17 - Tekstslide

LEESTEKENS: DE KOMMA
De komma is een leesteken dat in een zin staat. 

De komma is een korte pauze in een zin.

Slide 18 - Tekstslide

LEESTEKENS: DE KOMMA
Je gebruikt een komma:
  • Tussen de delen van een opsomming
(Op tafel liggen mijn boeken, mijn mobiele telefoon en mijn sleutels.)
  • Als je iemand aanspreekt.
(Mevrouw, mag ik even naar het toilet)

Slide 19 - Tekstslide

LEESTEKENS: DE KOMMA
  • Je gebruikt een komma:
vóór woorden zoals want, maar en omdat.
(Ik vind wiskunde leuk, want we hebben een grappige leraar.)
  • Tussen twee werkwoorden.
(Als ik deze opdracht af heb, ga ik lekker lezen. )
  • Als de zin heel lang is


Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 5
Ik heb mijn portemonnee mijn mobieltje sleutels en een laptop bij me

Slide 21 - Tekstslide

Toepassen

Slide 22 - Tekstslide

Directe rede

Slide 23 - Tekstslide

Directe rede
Esmee belde en zei: "Ik kom iets later, want ik heb een lekke band."

"Ik haal je wel op", zei Tarik


Slide 24 - Tekstslide

DICTEEWOORDEN
affiche                                recherche
capuchon                         shampoo
chic
chips
chirurg
chocoladebol
gesjouw
lunchen

Slide 25 - Tekstslide

Wat?
Maak de opdrachten op bladzij 68 en 69
Hoe?
De vragen beantwoorden in je werkboek. Opdracht 9 met een maatje. 
Hulp
Kijk het uitlegfilmpje in de online omgeving
Tijd
10 minuten
Klaar?
Maak de 'Test jezelf' spelling. 
Opdracht 
timer
10:00
Programma

Toepassen
Check-out

Slide 26 - Tekstslide

TALENT - 1.8 SPELLING 
Herhaling: 
  • Je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt.
  • Je weet hoe je een komma,punt, uitroepteken, vraagteken gebruikt.
Leerdoelen: 
  • Je weet hoe je dubbele punt en aanhalingstekens goed gebruikt
  • Je kent tien dicteewoorden.

Slide 27 - Tekstslide

Startopdracht
Schrijf de goede vorm van het werkwoord op.

1. Kijken 
Hij ………….naar een slechte serie. Heeft hij weleens in zijn agenda ………….?
2. Gebeuren 
Het …………….. vaak dat hij een afspraak vergeet. Ik baal ervan; het is weer niet ……………..
3. Herkennen 
Zij ……………. niemand als het donker is. Zij heeft mij niet ……………… toen ze langsliep.
4. Worden
Hij ………… volgende week 16 jaar . Zij is deze week 16 jaar ……………...

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video