wiskunde 2a basis

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Twee vragen herhalen met inklemmen.

  • Een vraag bekijken uit 2.1. Hierbij de woorden begingetal en stijggetal plaatsen.

  • Formule maken bij een grafiek. Doel: leren hoe we een formule kunnen maken bij een lineaire grafiek (rechte lijn). 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

2.2

Slide 4 - Tekstslide

Los de vergelijking op:
12500 - 3,5 x tijd in dagen = 11205

Slide 5 - Open vraag

Los de vergelijking op:
12,5 + 1,25 x tijd in uren = 45

Slide 6 - Open vraag

2.4 (Voorbeeld)
Dalende grafiek:                                               Stijgende grafiek:

Slide 7 - Tekstslide

Voorkennis H2
Begingetal = getal aan het begin van de formule
Stijggetal = getal na de plus (grafiek gaat stijgen)
Daalgetal = getal na de min (grafiek gaat dalen)

Slide 8 - Tekstslide

2.4

Slide 9 - Tekstslide

Maak van een formule een getal
De formule is:
B = 3*a + 14

De bedoeling is dat je verschillende getallen voor de a gaat gebruiken. 
Dan reken je de som uit door de rekenvolgorde toe te passen (eerst de keersom daarna het getal er bij optellen).

Je krijgt al een gedeelte van de tabel waar de verschillende waarden voor de a staan.

Slide 10 - Tekstslide

Maak van een formule een getal
De formule is:
B = 3*a + 14

De verschillende waarden voor de a is al gegeven
Om de B te weten gaan we een voor een de waarden van de a in de formule invullen en uitrekenen wat er dan als antwoord uit komt.
a
0
1
2
3
4
5
B

Slide 11 - Tekstslide

Maak van een formule een getal
De formule is:
B = 3*a + 14 Vul eerst de 0 in voor de a en noteer de volledige som (3 stappen)
Berekening:
  • B = 3*1 + 14
  • B = 3 + 14
  • B = 17 (vul dit in in de tweede regel (B) onder de 0




Ga hetzelfde doen als a = 1; a = 2; a = 3; a = 4 en a = 5.
a
0
1
2
3
4
5
B

Slide 12 - Tekstslide

Maak van een formule een getal
De formule is:
B = 3*a + 14

De tabel bestaat altijd uit 2 rijen (boven elkaar)
De bovenste rij geeft de letter van de som aan (dat is in dit geval de a)
De onderste rij geeft je uitgerekende antwoord aan (dat is in dit geval de B)

a
B

Slide 13 - Tekstslide

Maak van een formule een getal
De formule is:
B = 3*a + 14 Vul eerst de 0 in voor de a en noteer de volledige som (3 stappen)
Berekening:
  • B = 3*0 + 14
  • B = 0 + 14
  • B = 14 (vul dit in in de tweede regel (B) onder de 0




Ga hetzelfde doen als a = 1; a = 2; a = 3; a = 4 en a = 5.
a
0
1
2
3
4
5
B
14

Slide 14 - Tekstslide

Maak van een formule een getal
De formule is:
B = 3*a + 14 Vul eerst de 0 in voor de a en noteer de volledige som (3 stappen)
Berekening:
  • B = 3*1 + 14
  • B = 3 + 14
  • B = 17 (vul dit in in de tweede regel (B) onder de 0




Ga hetzelfde doen als a = 1; a = 2; a = 3; a = 4 en a = 5.
a
0
1
2
3
4
5
B
17

Slide 15 - Tekstslide

Maak van een formule een getal
De formule is:
B = 3*a + 14 Vul eerst de 0 in voor de a en noteer de volledige som (3 stappen)
Berekening:
  • B = 3*2 + 14
  • B = 6 + 14
  • B = 20 (vul dit in in de tweede regel (B) onder de 0




Ga hetzelfde doen als a = 1; a = 2; a = 3; a = 4 en a = 5.
a
0
1
2
3
4
5
B
20

Slide 16 - Tekstslide

Maak van een formule een getal
De formule is:
B = 3*a + 14 Vul eerst de 0 in voor de a en noteer de volledige som (3 stappen)
Berekening:
  • B = 3*3 + 14
  • B = 9 + 14
  • B = 23 (vul dit in in de tweede regel (B) onder de 0




Ga hetzelfde doen als a = 1; a = 2; a = 3; a = 4 en a = 5.
a
0
1
2
3
4
5
B
23

Slide 17 - Tekstslide

Maak van een formule een getal
De formule is:
B = 3*a + 14 Vul eerst de 0 in voor de a en noteer de volledige som (3 stappen)
Berekening:
  • B = 3*4 + 14
  • B = 12 + 14
  • B = 26 (vul dit in in de tweede regel (B) onder de 0




Ga hetzelfde doen als a = 1; a = 2; a = 3; a = 4 en a = 5.
a
0
1
2
3
4
5
B
26

Slide 18 - Tekstslide

Maak van een formule een getal
De formule is:
B = 3*a + 14 Vul eerst de 0 in voor de a en noteer de volledige som (3 stappen)
Berekening:
  • B = 3*5 + 14
  • B = 15 + 14
  • B = 29 (vul dit in in de tweede regel (B) onder de 0




Ga hetzelfde doen als a = 1; a = 2; a = 3; a = 4 en a = 5.
a
0
1
2
3
4
5
B
29

Slide 19 - Tekstslide

Maak van een formule een getal (Tips)
De formule is:
B = 3*a + 14 Vul eerst de 0 in voor de a en noteer de volledige som (3 stappen)
Tips
Het getal bij de 0 is gelijk aan het getal dat achter de + staat, dit noemen we het startgetal, hier start de grafiek.
Het getal voor de a geeft aan hoe groot ieder stapje is waarmee het antwoord toeneemt, dit noemen we het richtingscoëfficiënt (richtingsgetal)





a
0
1
2
3
4
5
B
14
(+3)17
(+3)20
(+3)23
(+3)26
(+3)29

Slide 20 - Tekstslide

Maak van een tabel een grafiek
.



Maak de grafiek die bij deze tabel hoort.
Trek de lijnen met potlood een een liniaal (of geodriehoek)
Maak gebruik van een zaagtand in jouw grafiek.
Laat de grafiek zien aan de docent
a
0
1
2
3
4
5
B
14
(+3)17
(+3)20
(+3)23
(+3)26
(+3)29

Slide 21 - Tekstslide

Maak van een tabel een grafiek
.



Maak de grafiek die bij deze tabel hoort.
Trek de lijnen met potlood een een liniaal (of geodriehoek)
Maak gebruik van een zaagtand in jouw grafiek.
Laat de grafiek zien aan de docent
a
0
1
2
3
4
5
B
14
(+3)17
(+3)20
(+3)23
(+3)26
(+3)29

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Maak de formule
bij de grafiek.
A
inkomsten in euro's= 5 + 5 x tijd in uren
B
inkomsten in euro's= 5 + 2,50 x tijd in uren
C
tijd in uren = 5 + 3 x inkomsten in euro's
D
5 + 2,50 x tijd in uren

Slide 24 - Quizvraag

Maak de formule
bij de grafiek.

(bij de horizontale as staat 'tijd in uren')
A
lengte in cm= 12 + 3 x tijd in uren
B
tijd in uren = 12 - 3 x lengte in cm
C
12 - 3 x tijd in uren
D
lengte in cm= 12 - 1.5 x tijd in uren

Slide 25 - Quizvraag

Maak de formule
bij de grafiek.

(bij de horizontale as staat 'tijd in uren')
A
5 + 2,50 x tijd in uren
B
inkomsten in euro's=5 + 2,50 x tijd in uren
C
inkomsten in euro's= 2,50 + 5 x tijd in uren
D
tijd in uren = 2,50 + 5 x inkomsten in euro's

Slide 26 - Quizvraag