Semana 4 Clase 1 Repetición OD/OI

Bienvenidos
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bienvenidos

Slide 1 - Tekstslide

El programa de hoy
Repetición: objeto directo & objeto indirecto
explicación + ejercicios
Leer/escuchar: comprar un regalo
Hablar: proponer algo

Slide 2 - Tekstslide

Objeto directo/indirecto
OD: lijdend voorwerp (wie/wat vraag)
OI: meewerkend voorwerp (aan, voor iets/iemand)

Slide 3 - Tekstslide

Objeto directo/indirecto
Waar komen het OD en OI in de zin te staan?
- vóór de persoonsvorm (ww)
- bij hele werkwoorden/gebiedende wijs achter het werkwoord geplakt:
* Me gusta agradecerla (ik wil haar bedanken)
* Llámanos a las siete! (bel ons om 7 uur)
* ¡Dame el libro! (geef me het boek)

Slide 4 - Tekstslide

El OD y OI
Soms staat er een lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp in dezelfde zin. Wat doe je dan?
* Het meewerkend voorwerp (OI) komt altijd VÓÓR het lijdend voorwerp (OD)
* Me lo ha dicho
* ¿Nos lo dejas?

Slide 5 - Tekstslide

El OD y OI
Let op!
¿Has dado la llave a Antonio?
¿Le la has dado?
¿Se la has dado?
¿Has dado los libros a Antonio y Juan?
¿Les los has dado?
¿Se los has dado?

Slide 6 - Tekstslide

He dado el libro a Juan
... he dado a Juan
A
lo
B
le

Slide 7 - Quizvraag

He dado el libro a Juan
... he dado el libro
A
lo
B
le

Slide 8 - Quizvraag

He dado el libro a Juan
... he dado
A
lo le
B
le lo
C
se lo
D
lo se

Slide 9 - Quizvraag

¿Dónde están mis gafas?
No sé, yo no ... veo.
A
lo
B
los
C
la
D
las

Slide 10 - Quizvraag

No entendemos el ejercicios. Mi madre ... va a ayudar.
A
me
B
nos
C
os
D
te

Slide 11 - Quizvraag

Voy a comprar un ordenador a Juan.
... voy a comprar un ordenador.

Slide 12 - Open vraag

¿Dónde está el coche?
No sé, no ... veo

Slide 13 - Open vraag

Vervang het OD en OI
Has dado el libro a Ana y Salvador

Slide 14 - Open vraag

Libro de texto, p. 89
Ej. 2: vamos a leer el texto juntos
Ej. 3: bedenk een gesprekje zoals bij oefening 2
(in tweetallen)
Je gaat winkelen om een verjaardagscadeau
voor een vriend te kopen. Wat gaan jullie kopen?

Klaar? Werkboek, ejercicios 1 t/m 3 (p. 54)

Slide 15 - Tekstslide