Grammatica: Les 4 (LV)
1 / 20
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Hoe kun je persoonsvorm ook alweer vinden?
Slide 4 - Open vraag
Zet deze zin in een andere tijd:
We hebben een taart gemaakt.
We hebben een taart gemaakt.
Slide 5 - Open vraag
Noteer twee zinnen met de woorden in een andere volgorde:
Ik kon geen chocola meer kopen in de pauze.
Ik kon geen chocola meer kopen in de pauze.
Slide 6 - Open vraag
Hoeveel zinsdelen zie je hier?
Bij mijn oma speel ik altijd spelletjes.
Bij mijn oma speel ik altijd spelletjes.
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 7 - Quizvraag
Bij mijn oma doe ik altijd spelletjes met mijn nichtje.
A
5
B
6
C
7
D
8
Slide 8 - Quizvraag
Wat is in deze zin de persoonsvorm?
A
de persoonsvorm
B
is
C
in deze zin
D
Wat
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Hebben jullie je huiswerk gemaakt voor vandaag?
Hebben jullie je huiswerk gemaakt voor vandaag?
A
gemaakt
B
hebben
C
hebben gemaakt
D
hebben gemaakt vandaag
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Wat is het onderwerp?
De twee jongens kwamen te laat in de klas.
De twee jongens kwamen te laat in de klas.
A
De jongens
B
in de klas
C
De twee jongens
D
twee jongens
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Tijdens de les maakt de juf een grapje.
Tijdens de les maakt de juf een grapje.
A
Tijdens de les
B
de juf
C
maakt
D
een grapje
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in deze zin?
De fiets van Kai stond in de schuur van zijn ouders.
De fiets van Kai stond in de schuur van zijn ouders.
Slide 14 - Open vraag
Geef de PV, WG en het OW aan:
Gwen wilde graag een briefje geven aan Nina.
Gwen wilde graag een briefje geven aan Nina.
