4 vwo 5.2 weerstand en geleidbaarheid

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Weerstand en geleidbaarheid

Slide 2 - Woordweb

Weerstand
Weerstand geeft aan hoe goed stroom wordt tegen gehouden
Elk apparaat heeft weerstand
  • meer weerstand → minder stroom
  • minder weerstand → meer stroom

Slide 3 - Tekstslide

Wat is weerstand
  • Wanneer elektronen door een materiaal heen bewegen, 'botsen' ze tegen elkaar en andere deeltjes in het materiaal
  • Dit noemen we elektrische weerstand

Slide 4 - Tekstslide

2 mogelijkheden voor weerstand
Stroomkring wordt aangesloten op spanningsbron. 
Stroom gaat lopen door weerstand. Hierdoor stijgt de temperatuur in de stroomkring
  1. Waarde weerstand blijft constant: ohmse weerstand
  2. Waarde weerstand wordt groter: niet-ohmse weerstand

Slide 5 - Tekstslide

Wet van Ohm
Is het verband tussen spanning en stroom recht evenredig, dan voldoet de weerstand aan de wet van Ohm

Slide 6 - Tekstslide

Ohmse weerstand

Slide 7 - Tekstslide

Niet ohmse weerstand: 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Weerstand
Geleidbaarheid
Symbool
Symbool
Eenheid
Eenheid
Formule
Formule
Uitleg
Uitleg
R
G
Ω
S
𝑅=𝑈/𝐼

𝐺=𝐼/𝑈 
hoe sterk de stroomsterkte wordt tegengehouden
hoe makkelijk de stroomsterkte er doorheen kan

Slide 10 - Sleepvraag

Welk draad is een
Ohmse weerstand?
A
a
B
b

Slide 11 - Quizvraag

Waar hangt de weerstand van een stukje draad van af?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de soortelijke weerstand van zilver? Waar heb je het gevonden?

Slide 14 - Open vraag

Wat gebeurt er met de weerstand als de doorsnede van een draad 5 x zo groot wordt?
A
De weerstand wordt 3 x zo klein
B
De weerstand blijft hetzelfde
C
De weerstand wordt 5 x zo groot
D
De weerstand wordt 5 x zo klein

Slide 15 - Quizvraag

11. Zet in volgorde van toenemende weerstand
timer
1:00

Slide 16 - Sleepvraag

Een draad heeft een weerstand van 30 Ω en wordt aangesloten op een spanningsbron van 30 V. Hoe groot is de stroom?
A
1 A
B
60 A
C
900 A
D
0 A

Slide 17 - Quizvraag

De draad wordt nu door midden geknipt en opnieuw aangesloten op de spanningsbron. Wat gebeurt er met de stroomsterkte?
A
Die wordt 2x zo klein
B
Die blijft gelijk
C
Die wordt 2x zo groot
D
Die wordt 4x zo groot

Slide 18 - Quizvraag

Je knipt een elektriciteitsdraad halverwege doormidden en legt de twee helften naast elkaar en sluit ze zo aan op een spanningsbron. Wat gebeurt er met de geleidbaarheid?
A
Die wordt 2x zo klein
B
Die blijft gelijk
C
Die wordt 2x zo groot
D
Die wordt 4x zo groot

Slide 19 - Quizvraag

Draad A heeft een 2x zo hoge soortelijke weerstand dan draad B. Draad A heeft een 2x zo grote diameter als draad B. Wat is de verhouding tussen de lengtes als de weerstand gelijk is?
A
lA=lB
B
lA=2lB
C
lA=21lB
D
lA=4lB

Slide 20 - Quizvraag

Weerstand
Weerstand geeft aan hoe goed stroom wordt tegen gehouden
Elk apparaat heeft weerstand
  • meer weerstand → minder stroom
  • minder weerstand → meer stroom

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide