Passé composé avoir

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

• Voca

Aujourd'hui c'est jeudi

le quatre novembre

boek  en device op schoot

Programme

Doel: leren zinnen maken met hebben, zijn en voltooid deelwoord

• Allemaal: Herhalen Lesson up passé composé
•  être + controle
• Lesson up BB/KB en TL/Havo individueel maken

Hoe maak je het voltooid deelwoord/passé composé?

Passé composé

De passé composé is de verleden tijd met 2 werkwoorden.

Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten = J'ai mangé.

Heb is het hulpwerkwoord en gegeten is het voltooid deelwoord.

Je hebt een werkwoord op -er

bijv. manger

Je haalt er de -r af 

en zet een streepje op de e=é

mangé

En je zet er een vorm van hebben/avoir voor

j'ai mangé=ik heb gegeten

Hulpwerkwoord

Je gebruikt het rijtje van avoir (hebben) als hulpwerkwoord in de passé composé.

Voltooid deelwoord

De regel bij werkwoorden op -er: - r + é

• Voyager = voyagé (gereisd)

Onregelmatige werkwoorden: uit je hoofd leren!

• Avoir = eu ( heb gehad)
• Être = été (ben geweest)
• Faire = fait (heb gemaakt/gedaan)

In tafelgroepen

Device aandoen en inloggen op lessun up met de code

avoir=hebben

j'ai

tu as

il/elle a

nous avons

vous avez

ils/elles ont

être=zijn

je suis 

tu es

il/elle est

nous sommes

vous êtes

ils/elles sont

c'est=het is

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.

Tu ... habité à Groningen

1. ai
2. as
3. a
4. ont

Vous ... été en France?

1. ont
2. a
3. avons
4. avez

Dani et Jesper ... fait du foot.

1. ont
2. a
3. avez
4. ai

J'... eu de bonnes vacances.

1. ont
2. avons
3. ai
4. avez

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord tussen haakjes in.
Nous avons ... un film. (regarder)

J'ai ......................... avec la fille (jouer)

Emma a ... un cadeau. (avoir)

Ils ont ... leurs devoirs. (faire)

Vous ................ Paris. (visiter), u heeft Parijs bezocht

Vul in:
Tu ............. une carte postale. (hebt gehad, avoir)

J' ... de la musique. (heb geluisterd, écouter)

Les amis ... en vacances.( zijn geweest)

Nous ... du tennis. (passé composé faire)

Zelfstandig verder

Ga naar Its Learning

Dan Marselle

Dan Lesson Up 1 BB/KB exercice 

of Lesson Up 2 TL/Havo exercice

Nous faisons nos devoirs. Zet in de passé composé

Elle a des vacances. Zet in de passé composé

Ils regardent un film. Zet om de passé composé

Tu es en France. Zet in de passé composé

Vertaal de zin.

Wij hebben Frans gepraat.

Ik heb vakantie gehad.

Zij zijn in Frankrijk geweest.

Jij hebt de camping gekozen.

Hij heeft zijn huiswerk (ses devoirs) gemaakt.

Verbuga

Op de volgende dia staat een link naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden in de passé composé.

1. In de kolom links vink je présent uit en de passé composé aan.
2. In de kolom in het midden vink je aan: avoir, être en faire.
3. In de kolom rechts vink je aan: aimer en choisir.
4. Klik op confirmer.
5. Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen bij welke persoon. Vul het hulpwerkwoord en voltooid deelwoord in.
6. Klik op suivant om naar de volgende vraag te gaan.

www.verbuga.eu