*Herhaling Begrijpend lezen H4, vwo 2

Beginopdracht:
Lees de theorie van Lezen H4 (102 / 103) in je boek of online.

Klaar:
leer alvast de theorie 
H1 t/m H4 van Lezen


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Beginopdracht:
Lees de theorie van Lezen H4 (102 / 103) in je boek of online.

Klaar:
leer alvast de theorie 
H1 t/m H4 van Lezen


Slide 1 - Tekstslide

V2 -Herhaling: Begrijpend lezen 

Hoofdstuk 4



- feiten
- meningen 
- argumenten

Slide 2 - Tekstslide


Bedenk voor jezelf in één minuut wat een feit, een standpunt 
en een argument is.

Slide 3 - Tekstslide

Feit of mening:

Veel dunne mensen hebben mijns inziens een eetprobleem.
A
feit
B
mening

Slide 4 - Quizvraag

Feit of mening:

In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'
A
feit
B
mening

Slide 5 - Quizvraag

Feit of mening:

Merijn leest nooit in de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.
A
feit
B
mening

Slide 6 - Quizvraag

Feit of mening:

Souhail had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het standpunt en wat is het argument in onderstaande zin?

Mijn oma gaat dit jaar niet op wintersport, want ze heeft niet genoeg geld.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het standpunt en wat is het argument in onderstaande zin?

Omdat sommige leerlingen faalangstig zijn, geeft onze docent geen onverwachte so's.

Slide 9 - Open vraag

Veel dunne mensen hebben mijns inziens een eetprobleem.
In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'
Merijn leest nooit de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.
Mark had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.
Ali vindt dat Gouda een grote stad is.
feit
feit
feit
mening
mening

Slide 10 - Sleepvraag

Feiten en meningen
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar is of niet. 

Een mening (of een standpunt) is wat iemand van iets vindt. Met deze mening kun je het eens of oneens zijn. 

Een mening herken je vaak aan de volgende signaalwoorden: 
ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens 

Slide 11 - Tekstslide

Argumenten
Als een auteur zegt waarom hij/zij iets vindt, 
dan gebruikt hij/zij één of meerdere 
argumenten (redenen). 

Argumenten herken je vaak aan de volgende signaalwoorden: 
want, omdat, namelijk, immers. 

Slide 12 - Tekstslide

afsluiting:
afmaken huiswerk van ma en di (zie SOM en planning online)

huiswerk voor do: 
Voorbereiden 
toetsweek:
leren theorie
h1 t/m h4 Lezen

Slide 13 - Tekstslide