Een naamwoordelijk gezegde heeft een speciaal werkwoord: koppelwerkwoord
Dat werkwoord koppelt de 'eigenschap' aan het 'onderwerp'.
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen
Je kunt ze allemaal vervangen door het woordje 'zijn'. Eigenlijk is het koppelwerkwoord een soort =-teken.
Onze docente bleek onvervangbaar // Onze docente = onvervangbaar
De chauffeur werd ongeduldig // De chauffeur = ongeduldig
Hij schijnt lang te zijn // Hij = lang