Herhalingsles unit 5

Unit 5
- Some and any
- Onregelmatige werkwoorden
- Gerund
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unit 5
- Some and any
- Onregelmatige werkwoorden
- Gerund

Slide 1 - Tekstslide

Some/any
'Some': positieve/bevestigende zinnen
I have some money.

'Any': negatieve/ontkennende zinnen en vraagzinnen
I don't have any money.
Do you have any money?

Slide 2 - Tekstslide

We have seen any / some really
beautiful animals here such as rhinos, giraffes and leopards.

A
any
B
some

Slide 3 - Quizvraag

some / any
I need a hammer and .... nails.
A
some
B
any

Slide 4 - Quizvraag

22. Can I have ...... sugar in my tea ?
A
some
B
any

Slide 5 - Quizvraag

I don't have some/any sugar left. I'll go and borrow some/any from the neighbour.
A
some / some
B
any / some
C
some / any
D
any / any

Slide 6 - Quizvraag

I think the difference between
"some" and "any" is...
Very easy
Easy
Not easy, but also not difficult
Difficult
Very difficult

Slide 7 - Poll

Onregelmatige werkwoorden
Schrijf de volgende rijtjes drie keer op een blaadje. 

Stampen


Forbid - forbade - forbidden (verbieden, verbood, verboden)
Grow - grew - grown (groeien, groeide, gegroeide)
Mean - meant - meant (betekenen, betekende, betekend)
Show - showed - shown (laten zien, liet zien, laten zien)
Wake - woke - woken (wakker worden, werd wakker, wakker geworden)

Slide 8 - Tekstslide

Gerund
Gerund is de ING-vorm
Het woord voor het lege vakje een werkwoord?
Gevoelswerkwoorden, zoals: hate/love/enjoy/like/stop/start)

Als het onderwerp van de zin is: SingING is my hobby.

Of als er een gevoelswerkwoord voor staat: I love swimmingING

Slide 9 - Tekstslide

4. De regel van de gerund is....
A
ww+ -ing
B
ww+-ed
C
ww+-s
D
vorm van to be

Slide 10 - Quizvraag

-ING VORM (GERUND)
Choose the correct one!
A
to park is difficult
B
Parking is difficult

Slide 11 - Quizvraag

Gebruik de gerund:

_________ you is all I do. (to love
A
loves
B
Loving
C
loving
D
loved

Slide 12 - Quizvraag

-ING VORM (GERUND)
Choose the correct one!
A
.I can’t help laughing so much.
B
I can’t help to laugh so much.

Slide 13 - Quizvraag

Gerund?
"I just finished ... (to run)."
A
to run
B
running
C
run

Slide 14 - Quizvraag

Gebruik de gerund:

They enjoy _________ (to swim).
A
swiming
B
swims
C
swimming
D
swam

Slide 15 - Quizvraag

He _____ his car every day (drive)
A
driving
B
drives
C
drived
D
to drive

Slide 16 - Quizvraag

Gebruik de gerund:

_________ is fun! (to sing).
A
Swiming
B
Singing
C
Sings
D
Sung

Slide 17 - Quizvraag