P3 Les 2 jaar1

Periode 3
Dak- en thuislozen
Les 2
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Periode 3
Dak- en thuislozen
Les 2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Planning voor periode 3 
- Toetsing en beoordeling periode 3 
- Daklozen van thuislozen onderscheiden
- Beschrijven wat bedoelt wordt met bankslapers 
- Uitleggen waarom economische dakloosheid vaker voorkomt in Nederland

Slide 2 - Tekstslide

Planning periode 3

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Je wordt vandaag uit huis gezet, wat neem je mee?


  

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 
Brainstorm met elkaar en maak een lijst van 5 essentiële items die jullie zouden willen hebben als jullie op straat zouden leven. 
Denk aan kleding, voedsel, hygiëneproducten enz. 

Jullie krijgen hier 10 minuten voor. 
Na de 10 minuten presenten jullie je lijst en lichten kort toe waarom jullie deze items hebben gekozen. 

Slide 6 - Tekstslide

Wie kent iemand
die dak- of thuisloos
 is geweest?

Slide 7 - Tekstslide

Termen
Dakloosheid:  
Een dakloze heeft geen vaste woonadres, leeft op straat en kan niet bij vrienden en familie terecht.
Een dakloze staat niet in het bevolkingsregister ingeschreven.

Thuisloosheid:
Een thuisloze heeft geen eigen woonadres, maar vaak wel een (wisselend) adres waar wordt overnacht. 
De thuisloze staat via dat adres bij het bevolkingsregister ingeschreven (bijvoorbeeld een maatschappelijke opvang).

Slide 8 - Tekstslide

Termen
Bankslapers:
Mensen die in hun netwerk (bij vrienden/ kennissen) tijdelijk onderdak hebben

Economisch dakloosheid:
Een economisch dakloze heeft wel inkomen (is financieel zelfredzaam), maar geen woning.
De dakloosheid is ontstaan door leven veranderende gebeurtenissen als werkloosheid, ziekte of echtscheiding;
Zware psychische problematiek en verslaving zijn niet aan de orde.

Gemeenten beschouwen economisch daklozen vanwege hun inkomen en het ontbreken van verslaving en psychiatrie als zelfredzaam, waardoor ze geen gebruik mogen maken van daklozenvoorzieningen

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel daklozen zijn er ongeveer
in Nederland?
A
11.000 mensen
B
26.000 mensen
C
36.000 mensen
D
78.000 mensen

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel % van de daklozen verblijven
in 1 van de 4 grootste gemeenten
(Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht)?
A
12
B
37
C
46
D
53

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel procent van de daklozen
is man?
A
20%
B
40%
C
60%
D
80%

Slide 12 - Quizvraag

Wat zou jij doen?
  • Als je wel een baan hebt, maar door een scheiding geen woning meer hebt
  • Je met jouw kinderen
    op straat staat

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Vragen over filmpje
  • Hoeveel mensen konden terecht in de noodopvang ?
  • 47 (+ nog enkele noodbedden)
  • Wat hebben daklozen nodig behalve een dak boven hun hoofd, volgens de mevrouw
  • Terugkeer naar de maatschappij
  • Hoe laat moet de nachtopvang leeg zijn
  • 08:00 uur

Slide 15 - Tekstslide

Samenvatting
  • In 2020: 37000 daklozen in Nederland
  • 80% is man
  • 60% heeft een migratie-achtergrond
  • Vaak laag tot zeer laag opgeleid.
  • 37% verblijft  in 1 van de 4 grootste gemeenten
    (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht)
  • Er is een toename van jongeren die dakloos zijn (al lijkt die stijging te stabiliseren), vluchtelingen, arbeidsmigranten en mensen en gezinnen die vooral door materiële problemen dakloos zijn geworden.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Opdracht
De vijf behoefte van Maslow

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk

Zorg dat je de termen uit deze les, volgende les kent!

Slide 19 - Tekstslide