Liv Spaans periode 3 les 4 2425

Les 4

- Je kan de werkwoorden in -AR vervoegen
- Je kan zeggen welke talen je spreekt in het Spaans.
- Je kan zeggen waarom je Spaans leert
- Je kent de getallen tot 20 in het Spaans
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 4

- Je kan de werkwoorden in -AR vervoegen
- Je kan zeggen welke talen je spreekt in het Spaans.
- Je kan zeggen waarom je Spaans leert
- Je kent de getallen tot 20 in het Spaans

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MP TB pag 12 tarea 5b + c 
Luister naar de vier fragmenten.
b. schrijf op waar iedereen vandaan komt
c. vul het schema aan



meerdere keren luisteren is prima (minimaal 2-3x is normaal)
1
2
3
4

Slide 2 - Tekstslide

hasta aquí 27/2
MP WB pag 9 tarea 5
Luister en corrigeer de telefoonnummers.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MP WB pag 10 tarea 8
Luister naar de zinnen en kruis aan over welke persoon of personen het gaat.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het regelmatig werkwoord
- ar
-er
-ir
Hablar, trabajar, estudiar, buscar
aprender, comer, beber, leer
vivir, escribir, abrir, asistir

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het regelmatig werkwoord
STAM : -AR

Hablar > hablar > habl
informar > informar  > inform
buscar > buscar > busc

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het regelmatig werkwoord
HABLAR   > HABL-



yo
habl
o
habl
as
él, ella, usted
habl
a
nosotros
habl
amos
vosotros
habl
áis
ellos, ustedes
habl
an

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitgangen -AR
Ik studeer luchtvaart                     Estudio Aviación
Praat jij Nederlands?                      ¿Hablas holandés?
Spreekt u Chinees?                        ¿Habla chino?
José werkt in een restaurant     José trabaja en un restaurante.
Wij reizen naar Spanje.                 Viajamos a España.
Zoeken jullie de bank?                   ¿Buscáis el banco?
Zij luisteren naar muziek.             Ellos escuchan música.   

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MP TB pag 14 tarea 8
Lees wat de volgende personen schrijven over hun talenkennis. Onderstreep de talen die ze noemen: 




MP, TB, p. 14, op. 8
Lees wat de volgende personen schrijven over hun talenkennis. Onderstreep de talen die ze noemen: 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MP TB p. 14

8b Lees de teksten nog een en beantwoord de volgende vragen
¿Quién trabaja?
¿Quien usa español en su trabajo?
¿Quién estudia español para trabajar en España?
¿Quién habla más de un idioma?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



8d In tweetallen. Stel elkaar vragen over de personen uit de tekst.

¿Quién... ? ¿Dónde... ? ¿Qué...? 
¿De dónde...? ¿Para qué...?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MP TB p. 15
8e Met welke doel leer je Spaans?
Estudio /uso español para....
- contactar con clientes en Latinoamérica
- buscar trabajo en una empresa internacional
- trabajar en una empresa internacional
- chatear con amigos
- estudiar en España
- participar en congresos internacionales

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra oefenen met werkwoorden

Met verbuga kun je de werkwoorden oefenen. 

Kies ser of vink aan "regelmatige werkwoorden" en kies dan alle werkwoorden die als laatste letters -AR hebben

Kies bij tijden: "presente" (de bovenste) om te tegenwoordige tijd te oefenen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regels voor de klemtoon
1. staat er een accent ' op > dan ligt daar altijd de klemtoon
    (Aviación, Málaga)
2. eindigt een woord op 
     a. een klinker (a, e, i, o, u) of -s of -n   
          > klemtoon op de één na laatste lettergreep
         (chico, Mallorca, casas, imagen)
    b. alle andere letters
          > klemtoon op de laatste lettergreep
          (trabajar, ciudad, hotel)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MP WB pag 15 tarea 21
a Luister naar de woorden en onderstreep de beklemtoonde 
    lettergreep
    Zet daarna de woorden in het schema

b Luister en onderstreep de lettergreep die de klemtoon heeft.
    Zet het accent op de juiste plaats

Klemtoon: dat deel van het woord waar de nadruk ligt

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MP TB pag 15 tarea 9a 
Luister naar de fragmenten en kruis aan of de personen praten over werk / school of over vrije tijd

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MP TB pag 15 tarea 10
Bereid voor de volgende les 7 zinnen voor waarin je jezelf presenteert. Benoem daarbij:
Nombre y apellidos                                
Ciudad                                                          País/nacionalidad                
Escuela                                                        Empresa    
Idiomas                                                        Motivo para estudiar español


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten les 4

Maken:
MP H2
WB p. 18 opdracht 1, 2, 3
WB p. 20, op. 7 


Leren:
woordenlijst H2



 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies