Les 9 Luisteren en luisterhouding

In deze les...
4.6 Luistervaardigheden
4.7 Aandachtspunten effectief luisteren

Test je kennis over luisteren: Luisteren en luisterhouding

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

In deze les...
4.6 Luistervaardigheden
4.7 Aandachtspunten effectief luisteren

Test je kennis over luisteren: Luisteren en luisterhouding

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

DE 8 LUISTERVAARDIGHEDEN
  1. Aandachtgevend gedrag
  2. Vragen stellen
  3. Samenvatten en ordenen
  4. Analyseren
  5. Gevoelsreflectie
  6. Confronteren
  7. Geruststellen
  8. Zelfonthulling

Slide 3 - Tekstslide

1. Aandachtgevend gedrag
  • Non-verbaal aandachtgevend gedrag
  • Verbaal aandachtgevend gedrag


Aandachtgevend gedrag is ook een stilte durven laten vallen in een gesprek. Waarom?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Toch voelt een stilte laten vallen vaak als ongemakkelijk. Waarom is dat?

Slide 6 - Tekstslide

2. Vragen stellen
Er zijn goede en slechte vragen.

Vragen moeten aansluiten op het verhaal van de spreker. Maar dit geldt niet altijd, een vraag kan ook bedoeld zijn om de spreker weer op het juiste 'vertelpad' te krijgen.

We lezen de casus op blz. 75 in het boek.

Slide 7 - Tekstslide

3. Samenvatten en ordenen
Als luisteraar kun je de spreker laten merken dat je goed luistert door af en toe even op een rijtje te zetten wat er zoal is besproken.

Bijv.: "We hebben vooral over je werk gesproken. Je hebt verteld dat je het niet zo naar je zin hebt, omdat je telkens hetzelfde moet doen. Heb je daar al met iemand over gesproken?"

Slide 8 - Tekstslide

4. Analyseren
Soms is het nodig om het verhaal van de ander te analyseren.

Analyseren betekent: ontleden, uitpluizen, onderzoeken. Het betekent dat je als luisteraar dieper op een bepaald punt ingaat, bijv. om oorzaken te achterhalen of om verbanden te leggen. 

Bijv.: Wat betekent dat precies? Hoe werkt dat dan bij jou? Wat wil je daar precies mee zeggen? Kun je dat ook uitleggen?

Slide 9 - Tekstslide

... 4. Analyseren
Analyseren kan ook inhouden dat je iets opvallends vaststelt en dat voorlegt aan de spreker.

Bijv.  "We hebben nu een aantal keren gesproken over je werk. Het valt me op dat je de ene keer heel enthousiast bent en de andere keer juist erg moppert. Herken je dat?"

Belangrijk: Leg je analyses voor aan de ander. Helpt om beter inzicht te krijgen in eigen gedrag.

Slide 10 - Tekstslide

5. Gevoelsreflectie
Reflecteren betekent: terugkaatsen, overdenken.

Wanneer je als luisteraar de gevoelens van de spreker reflecteert, geef je in eigen woorden weer welke gevoelens in zijn boodschap doorklinken.

Bijv.:
  • "Voel je je teleurgesteld, omdat het telkens maar niet wil lukken?"
  • (spreker bloost en kijkt weg) "Vind je het moeilijk om hierover te praten?"
  • "Ik kan me voorstellen dat je er erg van bent geschrokken"

Slide 11 - Tekstslide

6. Confronteren
Confronteren betekent: tegenover elkaar stellen.

Belangrijk: neutrale en vriendelijke toon

Bijv.:
  • "Je zegt dat het je niets uitmaakt, maar je komt er iedere keer toch weer op terug. Je maakt je er dus toch druk om"
  • "Je zegt dat je de verhuizing heel graag wilt, maar ik zie je somber kijken"

Slide 12 - Tekstslide

7. Geruststellen
Belangrijk om voorzichtig te zijn met geruststellen.
Te veel geruststellen = de ander niet serieus nemen.
Ook valse geruststelling werkt niet! (zelfs schadelijk voor vertrouwen)

Bijv.: "Ik weet zeker dat je een manier zult vinden om hiermee om te gaan. Dat zeg ik niet zomaar. Toen je je broer verloor heb ik gezien hoe goed je omging met je verdriet". 

Slide 13 - Tekstslide

8. Zelfonthulling
Met zelfonthulling geef je informatie over jezelf, waarmee je je eigen kwetsbaarheid toont. Dit kunnen gevoelens en/of ervaringen zijn.

Vraag jezelf af: Wil je deze informatie delen? Heeft de ander behoefte aan deze persoonlijke informatie? Is de informatie nuttig voor de ander?

Doel = geruststelling

Bijv.:"Ik heb zelf ook wel eens gedroomd dat ik iemand vermoordde. De eerste keer schrok ik daar ook enorm van".

Slide 14 - Tekstslide

Welke luistervaardigheden herken je?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk!
Verwerkingsopdrachten:
5 en 7

Slide 18 - Tekstslide

Communicatie lesweek 10
0MZ4E

Slide 19 - Tekstslide

Inhoud van de les
  1. Terugblik

  2. Theorie

  3. Klassikale opdracht

Slide 20 - Tekstslide

Terugblik
Wat is de betekenis van onderstaande begrippen:

  • Noem 3 luisterstrategiëen 
  • Wat zijn luistervaardigheden?
  • Noem voorbeelden van juiste en onjuiste luisterhoudingen


Slide 21 - Tekstslide

H2.5

Slide 22 - Tekstslide

Waar moet je aan denken tijdens het voeren van alledaagse gesprekken?

Slide 23 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een formeel en informeel gesprek

Slide 24 - Open vraag

Soorten gesprekken
Formele gesprekken: gepland en met een doel 

Voorbeeld: begeleidingsgesprek op stage


Informele gesprekken: alledaags gesprek, niet voorbereid
    
Voorbeeld: alledaagse gesprekken

Slide 25 - Tekstslide

Alledaagse gesprekken
  • Alledaagse gesprekken zijn een ander woord voor informele gesprekken
  • Het gaat om een spontaan en vrijblijvend gesprek
  • Je bereidt de alledaagse gesprekken niet of nauwelijks voor
  • Door middel van een alledaags gesprek toon je:
            Betrokkenheid
            Waardering
  • Bij alledaagse gesprekken kun je goed veranderen van onderwerp en het gesprek ieder moment stoppen.

Slide 26 - Tekstslide

3 stappen alledaagse gesprekken
  1. Contact leggen
  2. Gesprek gaande houden
  3. Gesprek afronden

Slide 27 - Tekstslide

Belang van alledaagse gesprekken
Alledaagse gesprekken:
  • Leiden tot het opbouwen van een vertrouwensrelatie 
  • Bevorderen een prettige samenwerking

Slide 28 - Tekstslide

Leg uit hoe jij contact legt en maak onderscheid tussen bekende en onbekende

Slide 29 - Open vraag

Contact leggen bij een onbekende:
  • Stap als eerste op de ander af, zeg hallo en geef een stevige hand
  • Houdt oogcontact en toon belangstelling (bedenk van te voren je gespreksonderwerp)
  • Luister zorgvuldig en let op lichaamstaal van de ander.



Contact leggen bij bekende:
  • Gebruik een startzin: 
       gebruik geen gesloten zinnen        (dus ja/ nee antwoorden) 
      neem hier geen mening in op (dit kan averechts werken)
  • Zoek iets gemeenschappelijks om over te praten (verbinding maken)
  • Laat het initiatief wisselen
  • Vermijd een kruisverhoor
  • Speel in op de situatie


Slide 30 - Tekstslide

Gesprek gaande houden
Gesloten vragen
Open vragen
Indirecte vragen
Suggestieve vragen
Stimuleren tot doorpraten
Pas op met gezegdes, dialect en slordig taalgebruik


Slide 31 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een open & een gesloten vraag

Slide 32 - Open vraag

Gesprek afronden
  • Inleiden van het stoppen..
Hoe doe je dat? 


  • Afscheid nemen
Non verbaal
Verbaal

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk
Maken: 
- H2.5 opdrachten niveau 3+4 opdracht 1 t/m 7b.

Toets: eerste week periode 2 (week van 9 november!)
Herhalingspowerpoint is klaar (zie kanaal - bestanden)
Let op: hele digitale leeromgeving zondag 8 november af, anders herkansing nodig voor de toets!

Slide 34 - Tekstslide