Les 8 Luisteren en luisterhouding

Luistervaardigheden. 
In deze les:

  • 4.4 Belang van luisteren
  • 4.5 Luisterdoelen
  • 4.6 Luistervaardigheden
  • 4.7 Aandachtspunten effectief luisteren

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Luistervaardigheden. 
In deze les:

  • 4.4 Belang van luisteren
  • 4.5 Luisterdoelen
  • 4.6 Luistervaardigheden
  • 4.7 Aandachtspunten effectief luisteren

Slide 1 - Tekstslide

Waarom is luisteren
zo belangrijk?

Slide 2 - Woordweb

Belang van luisteren
Mensen die goed kunnen luisteren begrijpen zichzelf, andere mensen en situaties beter. 

Als je goed kunt luisteren, ben je in staat je te verplaatsen in het referentiekader van de ander, je bent in staat de wereld te bekijken zoals de ander de wereld bekijkt.

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij een
goede luisterhouding?

Slide 4 - Woordweb

Juiste luisterhouding
  • Ietwat voorovergebogen lichaamshouding
  • Regelmatig oogcontact met de spreker
  • Alle aandacht gericht op de spreker
  • Van tijd tot tijd knikken als bevestiging of aanmoediging
  • Korte reacties geven als 'hmm', 'ja-ja', 'oh'

Welke luisterhouding heeft de presentator in het volgende fragment van Hello Goodbye?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Activiteiten van de luisteraar
  • Waarnemen/opnemen van informatie
  • Verplaatsen in de ander
  • Interpreteren van informatie
  • Selecteren van informatie
  • Informatie beoordelen
  • Voorbereiden van reactie

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Luisterstrategiën + luisterdoelen

Slide 9 - Tekstslide

DE 8 LUISTERVAARDIGHEDEN
  1. Aandachtgevend gedrag
  2. Vragen stellen
  3. Samenvatten en ordenen
  4. Analyseren
  5. Gevoelsreflectie
  6. Confronteren
  7. Geruststellen
  8. Zelfonthulling

Slide 10 - Tekstslide

1. Aandachtgevend gedrag
  • Non-verbaal aandachtgevend gedrag
  • Verbaal aandachtgevend gedrag


Aandachtgevend gedrag is ook een stilte durven laten vallen in een gesprek. Waarom?

Slide 11 - Tekstslide

Toch voelt een stilte laten vallen vaak als ongemakkelijk. Waarom is dat?

Slide 12 - Tekstslide

2. Vragen stellen
Er zijn goede en slechte vragen.

Vragen moeten aansluiten op het verhaal van de spreker. Maar dit geldt niet altijd, een vraag kan ook bedoeld zijn om de spreker weer op het juiste 'vertelpad' te krijgen.

We lezen de casus op blz. 75 in het boek.

Slide 13 - Tekstslide

3. Samenvatten en ordenen
Als luisteraar kun je de spreker laten merken dat je goed luistert door af en toe even op een rijtje te zetten wat er zoal is besproken.

Bijv.: "We hebben vooral over je werk gesproken. Je hebt verteld dat je het niet zo naar je zin hebt, omdat je telkens hetzelfde moet doen. Heb je daar al met iemand over gesproken?"

Slide 14 - Tekstslide

4. Analyseren
Soms is het nodig om het verhaal van de ander te analyseren.

Analyseren betekent: ontleden, uitpluizen, onderzoeken. Het betekent dat je als luisteraar dieper op een bepaald punt ingaat, bijv. om oorzaken te achterhalen of om verbanden te leggen. 

Bijv.: Wat betekent dat precies? Hoe werkt dat dan bij jou? Wat wil je daar precies mee zeggen? Kun je dat ook uitleggen?

Slide 15 - Tekstslide

... 4. Analyseren
Analyseren kan ook inhouden dat je iets opvallends vaststelt en dat voorlegt aan de spreker.

Bijv.  "We hebben nu een aantal keren gesproken over je werk. Het valt me op dat je de ene keer heel enthousiast bent en de andere keer juist erg moppert. Herken je dat?"

Belangrijk: Leg je analyses voor aan de ander. Helpt om beter inzicht te krijgen in eigen gedrag.

Slide 16 - Tekstslide

5. Gevoelsreflectie
Reflecteren betekent: terugkaatsen, overdenken.

Wanneer je als luisteraar de gevoelens van de spreker reflecteert, geef je in eigen woorden weer welke gevoelens in zijn boodschap doorklinken.

Bijv.:
  • "Voel je je teleurgesteld, omdat het telkens maar niet wil lukken?"
  • (spreker bloost en kijkt weg) "Vind je het moeilijk om hierover te praten?"
  • "Ik kan me voorstellen dat je er erg van bent geschrokken"

Slide 17 - Tekstslide

6. Confronteren
Confronteren betekent: tegenover elkaar stellen.

Belangrijk: neutrale en vriendelijke toon

Bijv.:
  • "Je zegt dat het je niets uitmaakt, maar je komt er iedere keer toch weer op terug. Je maakt je er dus toch druk om"
  • "Je zegt dat je de verhuizing heel graag wilt, maar ik zie je somber kijken"

Slide 18 - Tekstslide

7. Geruststellen
Belangrijk om voorzichtig te zijn met geruststellen.
Te veel geruststellen = de ander niet serieus nemen.
Ook valse geruststelling werkt niet! (zelfs schadelijk voor vertrouwen)

Bijv.: "Ik weet zeker dat je een manier zult vinden om hiermee om te gaan. Dat zeg ik niet zomaar. Toen je je broer verloor heb ik gezien hoe goed je omging met je verdriet". 

Slide 19 - Tekstslide

8. Zelfonthulling
Met zelfonthulling geef je informatie over jezelf, waarmee je je eigen kwetsbaarheid toont. Dit kunnen gevoelens en/of ervaringen zijn.

Vraag jezelf af: Wil je deze informatie delen? Heeft de ander behoefte aan deze persoonlijke informatie? Is de informatie nuttig voor de ander?

Doel = geruststelling

Bijv.:"Ik heb zelf ook wel eens gedroomd dat ik iemand vermoordde. De eerste keer schrok ik daar ook enorm van".

Slide 20 - Tekstslide