Ridderepiek: Walewein

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet jij over koning Arthur? Hoe is hij koning geworden? Welke tovenaar hielp hem? Wat zijn de namen van zijn ridders? Waar woont hij? Bestond hij echt?

Slide 2 - Woordweb

Koning Arthur
  • Mythische figuur uit de Keltische legenden
  • 6de eeuw
  • Werd koning toen hij het zwaard Excalibur uit een rots kon trekken
  • Kreeg hulp van Merlijn de tovenaar ...
  • ... en de ridders van de ronde tafel: Lancelot, Perceval, Walewein
  • Woont in Camelot
  • Trekt op queeste om problemen op te lossen
  • Getrouwd met Guinevere, die hem uiteindelijk zal bedriegen met Lancelot en verraden

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

In welke taal staat de proloog?
A
Oudnederlands
B
Middelnederlands
C
Nieuwnederlands

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Vanden coninc Arture 
Es bleven menighe avonture 
Die nemmer mee ne wert bescreven.
Consticse wel in twalsche vinden 
Ic soudse jou in dietsche ontbinden: 
Soe es utermaten scone!
Dies bat Penninc diene maecte 
Ende menighen nacht daer omme waecte
Eer hijt vant in zijn ghedochte
Dat hi den boec ten ende brochte
De tekst is oorspronkelijk in het Middelnederlands opgeschreven. Het is geen plagiaat van een Franse bron! (vraag c)
De verhalen over koning Arthur zijn allemaal mondeling doorgegeven. (vraag a)
De auteur wordt vernoemd en dat is heel uitzonderlijk voor de middeleeuwen! Hij zegt dat hij veel nachten is wakker gebleven om dit verhaal te kunnen vertellen. (e)

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wie is 'ic'? Wie is 'jou'? 'Nu heb ik een mooi verhaal gemaakt. Kon ik het in het Frans vinden, ik zou het voor jou in het Diets vertalen.' (Vraag b)

Slide 10 - Tekstslide

Wie wordt aangeroepen en waarom? ('Alle die ingle vanden trone') (Vraag d)

Slide 11 - Open vraag

Toon aan dat de auteur in de proloog reclame maakt voor zijn verhaal. (Vraag f)

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Een voorbeeld van een enclisis of proclisis?

Slide 15 - Woordweb

Een voorbeeld van de -e- als verlengingsteken voor lange klanken?

Slide 16 - Woordweb

Een voorbeeld van het gebruik van een naamval?

Slide 17 - Woordweb

Een voorbeeld van dubbele ontkenning?
A
Die nemmer mee ne wert bescreven
B
Dat ghi zwighet altemalte
C
Moeten mi gheven herte ende sin
D
Consticse wel in twalsche vinden

Slide 18 - Quizvraag

Vraag a
Hoe wordt het onmiddellijk duidelijk dat het om fictie gaat? 

Slide 19 - Tekstslide

Vraag b + c
Wat valt op aan de beschrijving van het schaakbord en het kasteel van koning Amoraen?
Waarop wijst dat met betrekking tot de sociale klasse waarin het verhaal zich afspeelt?

Slide 20 - Tekstslide

Vraag D: een beeld van Walewein?

Slide 21 - Woordweb

Vraag D: een beeld van Ysabele?

Slide 22 - Woordweb

Vraag E: welke relatie hebben ze?
A
Rationeel
B
Passioneel
C
Platonisch
D
Fysiek

Slide 23 - Quizvraag

Vraag f
Vergelijk Walewein en de rode ridder wat hun omgangsvormen betreft. 

Slide 24 - Tekstslide

Vraag g
De ridder is niet toevallig in het rood gekleed. Verklaar volgens de kleurensymboliek. 

Slide 25 - Tekstslide

Welke aspecten wijzen erop dat het verhaal zich afspeelt in de hoge adel?
A
God wordt om hulp gevraagd.
B
Veel aandacht voor esthetiek.
C
Beschaafde omgangsvormen: handen wassen, beleefde taal.
D
Bloedig gevecht tussen Walewein en de rode ridder, Walewein en de bewakers.

Slide 26 - Quizvraag

Waarom worden de kenmerken van Walewein en de omgangsvormen zo uitvoerig beschreven? (vraag h)
A
Om het verhaal interessanter te maken.
B
Om het verhaal geloofwaardiger te maken.
C
Om de luisteraars een spiegel voor te houden van hoe men zich aan het hof gedraagt.

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide