T5B6 Spieren en beweging

Regeling
5.6 Spieren en beweging
Spullen op tafel
Jas uit en over je stoel
Tas op de grond
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Regeling
5.6 Spieren en beweging
Spullen op tafel
Jas uit en over je stoel
Tas op de grond

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
15 min
Herhaling
2 min
Leerdoelen
30 min
Uitleg
3 min
Bespreken leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Het vrijkomen van de neurotransmitters is een vorm van:
(Thema 1 Inleiding in de biologie)
A
lysis
B
senescence
C
endocytose
D
exocytose

Slide 3 - Quizvraag

Hoe verandert de impulsfrequentie van de temperatuurreceptoren van de hypothalamus bij een stijging van de lichaamstemperatuur?
A
Neemt toe
B
Neemt af

Slide 4 - Quizvraag

de functie(s) van myelineschedes/cellen van schwann:
A
snelle impulsgeleiding
B
sprongsgewijze impuls- geleiding
C
isolatie

Slide 5 - Quizvraag

(1) Petra is boos en balt haar linker vuist steeds sterker.
Wat gebeurt er met de impulsfrequentie in de motorische neuronen in haar linkerarm? De impulsfrequentie ....
A
neemt toe
B
neemt af
C
fluctueert

Slide 6 - Quizvraag

Bewegings-
zenuwcel
Schakelcel
Gevoels-
zenuwcel

Slide 7 - Sleepvraag

In welk diagram is een actiepotentiaal weergegeven?
A
Diagram 1
B
Diagram 2
C
Diagram 3

Slide 8 - Quizvraag

Plaats de gebeurtenissen in de juiste volgorde
Pijnprikkel in je bovenarm
1
2
3
4
5
6
7
Neurotransmitters komen op spier terecht
impuls naar motorische zenuwcel
impuls naar eerste schakelcel
Ontstaan impuls in Sensorische zenuwcel
Armspier trekt samen
Impuls naar bewegingscentra
Impuls naar  gevoelscentra grote hersenen

Slide 9 - Sleepvraag

Welke maatregel valt NIET
onder homeostase?
A
Daling van de hartslag
B
Diepere en sneller ademhalen
C
Voldoende rust nemen
D
Stijging van de concentratie glucagon in het bloed

Slide 10 - Quizvraag

Welk lichaamsdeel zorgt voor homeostase?
A
Huid
B
Bloed
C
Hersenen
D
Spieren

Slide 11 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kunt de bouw en functie van glad spierweefsel en dwarsgestreept spierweefsel beschrijven.
  • Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven.
  • Je kunt de effecten van training, revalidatie en dopinggebruik uitleggen.

Slide 12 - Tekstslide

Glad spierweefsels
Kenmerken:
  1. Langwerpige spiercellen
  2. 1 celkern per cel
  3. Trage samentrekking, maar niet snel vermoeid
  4. Geïnnerveerd door autonome zenuwstelsel

Komt voor in:
  1. huid                      4. bloedvaten
  2. darmkanaal       5. iris
  3. ademspieren

Slide 13 - Tekstslide

Dwarsgestreept
spierweefsel 
Kenmerken:
  1. Bestaat uit spiervezels
  2. Ontstaat door versmelting van veel spiercellen
  3. Snelle samentrekking maar snel vermoeid
  4. Geïnnerveerd door animale zenuwstelsel

Komt voor in:
  1.  Skelet (zitten vast aan botten)

Slide 14 - Tekstslide

Door welk zenuwstelsel worden gladde spiercellen aangestuurd?
A
Autonoom zenuwstelsel
B
Animaal zenuwstelsel

Slide 15 - Quizvraag

Bouw van de spier

Slide 16 - Tekstslide

Skeletspieren
binas 89C
Skeletspieren zitten vast aan het skelet met een pees.

Van groot naar klein:
Spier -> spierbundel -> spiervezel -> spierfibril -> spiercel 

Motorische eenheid:
alle spiervezels die via motorische eindplaatsjes in verbinding staan met één bewegingszenuwcel

Slide 17 - Tekstslide

Spierfibrillen
BiNas 90C
Tussen de fibrillen liggen veel mitochondriën en glycogeenkorrels.

Een spierfibril bestaat uit 2 soorten eiwitdraden, die filamenten heten.
  • Myosine (donkere band)
  • Actine (lichte band)

Door impulsen schuiven actine en myosine in elkaar, daardoor wordt de spiervezel korter.


Slide 18 - Tekstslide

Samentrekken van spieren
Hoe trekt een spier samen:
  1. Een bewegingszenuwcel geeft impuls door via een motorische eindplaatje
  2. Als reactie schuiven de myosine- en actinefilamenten in elkaar (hierdoor wordt de spier korter)

Energie (ATP) nodig voor de samentrekking: verbranding van glucose

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Link

ANTAGONISTEN

Slide 22 - Tekstslide

Spiervezels
Skeletspieren bevatten 2 typen vezels: 
  1. Snelle spiervezels
  2. Langzame spiervezels

Sommige mensen hebben meer snelle of meer langzame spiervezels

Slide 23 - Tekstslide

Verschillen
Langzame spiervezels: 
  • goed doorbloed en worden daarom ook rode spiervezels genoemd. 
  • veel mitochondriën
  • raken niet snel vermoeid

Snelle spiervezels: 
  • minder doorbloed en daarom worden ze ook witte spiervezels genoemd.
  • minder mitochondriën
  • raken sneller vermoeid


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Doping
  • Spierversterkende middelen bevatten vaak anabole steroïden (vergelijkbaar met testosteron)
  • Anabolen: zetten lichaam aan om meer spierweefsel te vormen maar bevorderen aanmaak rode bloedcellen
  • EPO: aanmaak rode bloedcellen
  • Bijwerkingen: gewichtstoename, bloed-stollingsziekten, leverschade, vergrote kans op hartaandoeningen / beroerte, hoger cholesterolgehalte bloed, zwakke pezen

Slide 26 - Tekstslide

Je kunt de bouw en functie van glad spierweefsel en dwarsgestreept spierweefsel beschrijven.
Ik heb meer uitleg nodig.
Ik ga eerst mijn boek lezen om het beter te begrijpen.
Ik begrijp dit leerdoel compleet

Slide 27 - Poll

Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven.
Ik heb meer uitleg nodig.
Ik ga eerst mijn boek lezen om het beter te begrijpen.
Ik begrijp dit leerdoel compleet

Slide 28 - Poll

Je kunt de effecten van training en dopinggebruik uitleggen.
Ik heb meer uitleg nodig.
Ik ga eerst mijn boek lezen om het beter te begrijpen.
Ik begrijp dit leerdoel compleet

Slide 29 - Poll

Huiswerk
Leren en maken 5.6

Slide 30 - Tekstslide