230602 Vloeistoffen

02-6-23 vloeistoffen 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSPMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

02-6-23 vloeistoffen 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je weet welke vloeibare toedieningsvormen er zijn
Je weet de voor- en nadelen van vloeibare gnm  
Je weet minstens 3 oplosmiddelen 
Je weet dat methylparabeen op een speciale manier wordt verwerkt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke soorten water ken je?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke andere soorten oplosmiddelen ken je?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overzicht hulpstoffen
https://mijn.bsl.nl/hulpstoffen/18800222 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken 
een bron vraag 6 tm 16 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6: Wat is water van een goede microbiologische kwaliteit en op welke wijze wordt dit water verkregen?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

7: Welke vorm van Aqua purificata kies je voor het verwerken in bijvoorbeeld een drank? Geef ook aan waarom.
A
Aqua communis
B
Aqua purificatia gedemineraliseerd
C
Aqua purificata destilatta
D
aqua ad injectable

Slide 17 - Quizvraag

Aqua purificata destillata bevat geen mineralen en zware metalen waardoor er geen gnm kunnen reageren, daarnaast bevat vers gedestilleerd water geen micro organismen. Gedemineraliseerd water is door een ionenwisselaar gezuiverd (niet gekookt) en microbiologisch minder betrouwbaar.
8: Zoek de bereidingswijze van Hoestdrank FNA op. Welk soort water wordt hier gebruikt en waarom?
A
Aqua communis
B
Aqua purificatia gedemineraliseerd
C
Aqua purificata destilatta
D
aqua ad injectable

Slide 18 - Quizvraag

Het bij de bereiding benodigde water wordt gekookt. Daarom kan gebruik gemaakt worden van kraanwater(aqua communis), zie commentaar.
9: Zoek de definitie van oplosbaarheid op.

Slide 19 - Open vraag

Gewichtshoeveelheid van de stof die bij 20℃ nog juist oplost in het aangegeven volume van het oplosmiddel. (meestal 1 g). 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10: Stel je wilt 3 gram geneesmiddel oplossen in water. Het geneesmiddel is zeer moeilijk oplosbaar. Hoeveel ml water heb je dan minimaal nodig om die 3 gram geneesmiddel op te lossen in water met een temperatuur van 20 graden Celcius?
A
1l
B
10l
C
3l
D
30l

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11: Leg in eigen woorden uit hoe je de oplosbaarheid van een geneesmiddel kunt vergroten? (3 manieren)

Slide 23 - Woordweb

Te vergroten door bijmengen van oplosmiddelen, stoffen kunnen elkaars oplosbaarheid veranderen (negatief maar ook positief, dus vergroten). Je kunt een ander oplosmiddel dan water bijmengen (bijv. alcohol; propyleenglycol, sorbitol)
- Te vergroten door vorming dubbelverbinding (I). Jodium is zeer moeilijk oplosbaar in H2O maar vormt met NaJ en KJ een goedoplosbare dubbelverbinding. Eerst wordt geconcentreerde oplossing gemaakt van NaJ, daar wordt KJ aan toegevoegd, dan wordt J toegevoegd en daarna wordt de oplossing verdund. Je kunt er een ander zout van maken ((jodium als natrium=kaliumjodide).
- Vervangen door gelijkwaardige hoeveelheid stof met dezelfde therapeutische eigenschappen (base vervangen door zout) bv. Codeine vervangen door codeine HCl →omrekenen! Je kunt een gelijke hoeveelheid geneesmiddel vervangen door een beter oplosbaar zout (uitleg schil of aanhangsel)

12: Benoem de twee vormen van glycerol en geef aan wat het verschil is tussen deze twee vormen.

Slide 24 - Open vraag

Glycerol is een viskeuze vloeistof met een zoetige smaak. Het is zeer hygroscopisch (wateraantrekkend). Het wordt bijvoorbeeld toegepast bij de bereiding van zetpillen, klysma’s en oordruppels. Glycerol 85 % is minder hygroscopisch en dus beter houdbaar. Kijk dus goed welke glycerol er voorgeschreven is.
13: Glycerol en propyleenglycol hebben meerdere functies. Welke functies, eigenschappen, hebben deze stoffen nog meer?

Slide 25 - Open vraag

Glycerol:
: - humectans (bevochtiger, om uitdrogingsproces af te remmen), conserveermiddel, zoetstof(smaakstof) en viscositeitsverhoger in vloeistoffen voor oraal gebruik;
- als oplosmiddel of humectans in preparaten voor cutaan gebruik, bijv. in hydrogels;

Propyleenglycol 
- als oplosmiddel in injectievloeistoffen, orale vloeistoffen, cutane preparaten, oordruppels en microklysma's;
- als conserveermiddel in orale vloeistoffen, microklysma's en cutane preparaten;
- als humectans in cutane preparaten.

- als bestanddeel van een neuszalf en neusgel;
- als oplosmiddel in lipofiele injectievloeistoffen voor intraveneuze of intramusculaire toediening.

14: Welke twee soorten alcohol zijn er en op welke wijze worden deze toegepast.

Slide 26 - Open vraag

Alcohol is duur omdat er veel belasting op wordt geheven. Gedenatureerde alcohol is alcohol die voor consumptie ongeschikt is gemaakt en daardoor er geen belasting op is geheven en dus goedkoper. Er wordt per liter 5ml methylethylketon, 25mg denatoniumbenzoaat en 2,5ml synth.bergamotolie (geurstof) aan toegevoegd. Geketoneerde alcohol wordt toegepast in de dermatica. Gewone alcohol voor inwendig gebruik, dranken.
Om te voorkomen dat per ongeluk toch die ondrinkbare alcohol wordt opgedronken, is een geurstof toegevoegd (bergamotolie). Studenten verschil eventueel laten ruiken.

15: Beschrijf wat het verschil is tussen oplosbaarheid en oplossnelheid

Slide 27 - Open vraag

De snelheid waarmee een stof in oplossing gaat = oplossnelheid. De hoeveelheid die opgelost kan worden = oplosbaarheid.
16: Op welke wijze kun je de oplossnelheid vergroten?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk 
Een bron- vloeistoffen
Vraag 17 tm 26 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je de lesdoelen behaald?
Je weet welke vloeibare toedieningsvormen er zijn
Je weet de voor- en nadelen van vloeibare gnm
Je weet minstens 3 oplosmiddelen
Je weet dat methylparabeen op een speciale manier wordt verwerkt.
-14

Slide 31 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies