2.1 Patronen: welvaart en welzijn

Welkom bij AK!
Vandaag:
  •  uitleg & kennischeck
  •  zelf aantekening maken
  •  starten opdrachten 2.1
Kom zitten met je duo aan de tafels in de voorste 3 rijen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij AK!
Vandaag:
  •  uitleg & kennischeck
  •  zelf aantekening maken
  •  starten opdrachten 2.1
Kom zitten met je duo aan de tafels in de voorste 3 rijen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kent 2 economische indicatoren om landen o.b.v. welvaart met elkaar te vergelijken. 
  2. Je kent 6 nadelen van het bbp/hoofd als maatstaf om de welvaart te meten. 
  3. Je kunt per werelddeel min of meer aangeven of het een hoog/laag BBP heeft en in welke sector de meeste mensen werken (en zo gebieden met elkaar vergelijken).
  4. Je weet op welke manier welzijn gemeten wordt.
  5. Je weet uit welke 3 indicatoren de HDi bestaat en per indicator kun je de dimensie aangeven.
  6. Je kunt aangeven waarom je beter de HDi dan het bbp (per hoofd) kunt gebruiken.
  7. Je kunt uitleggen waarom gegevens op een lager schaalniveau meer informatie geeft dan gegevens op een groter schaalniveau.
  8. Je kunt de positie van landen m.b.t. welvaart en welzijn verklaren. 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 2.1
  1. Je weet weer wat dimensies en schaalniveau's zijn.
  2. Je kunt het verschil tussen welvaart en welzijn uitleggen
  3. Je kunt de manieren waarop deze gemeten worden opsommen.
  4. Je kent de nadelen van het van het bbp/hoofd als maatstaf voor welvaart. 
  5. Je kunt uitleggen waarom gegevens op een lager schaalniveau meer informatie geeft dan gegevens op een groter schaalniveau.

Slide 3 - Tekstslide

Dimensies: met een andere bril
Ligging
Klimaten
neerslagpatronen
Reliëf
Plantengroei/ vegetatie/ landschap
BBP/BRP
(gemiddeld) inkomen (per capita)
koopkracht
(samenstelling van) beroepsbevolking
Import/exportpakket
analfabetisme
taal
godsdienst
bevolkingsspreiding en dichtheid
bevolkingsgroei (fase in de demografischetransitie)
leeftijdsopbouw
verstedelijking
geboorte- en sterftecijfer
Corruptie
Democratie/ dictatuur
persvrijheid
burgerrechten
Wie heeft de macht? 
Samenwerking met andere landen etc.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van de culturele dimensie?
A
In India is veel urbaan-rurale migratie
B
In India is er een democratie
C
in India worden veel talen gesproken
D
in India komt elke zomer de moesson

Slide 5 - Quizvraag

Onder welke dimensie valt de bevolkingsgroei
A
Demografisch
B
Sociaal-cultureel
C
Economisch
D
Politiek

Slide 6 - Quizvraag

Bij welke aardrijkskundige dimensie horen conflicten?
A
Fysisch
B
Sociaal-cultureel
C
Demografisch
D
Politiek

Slide 7 - Quizvraag

Analfabetisme past bij de volgende dimensie...
A
politiek
B
natuurlijk
C
sociaal-cultureel
D
economisch

Slide 8 - Quizvraag

De olielekkages en vervuiling vallen onder de .. dimensie
A
economisch
B
politiek
C
fysisch
D
demografisch

Slide 9 - Quizvraag

Schaalniveaus
Elke kaart heeft een schaalniveau.

Hoe verder je uitzoomt hoe groter het gebied.

Hoe verder je inzoomt hoe kleiner het gebied.

Slide 10 - Tekstslide

Nationaal
Lokaal
Regionaal
Mondiaal
Continentaal

Slide 11 - Sleepvraag

Aantal klassen?
Grootte van de klassen?

Slide 12 - Tekstslide

Aantekenen
Verkort essentie opschrijven

Slide 13 - Tekstslide

Waarom verschil arm en rijk?
  • Falende overheid (corruptie, vriendjespolitiek)
  • Koloniaal verleden - rijke landen heersten over de arme landen
  • Via constructies belastingen ontlopen - arme landen missen dan inkomsten
  • Bescherming eigen bedrijven/markt door rijke landen - arme landen verkopen dan niks - verdienen dus geen geld
  • Arme landen verkopen vooral grondstoffen = goedkoop
  • In arme landen vaak (gewapende) conflicten - legt een economie lam

Slide 14 - Tekstslide

Meten van welvaart
BBP per hoofd van de bevolking
BBP = de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land in een jaar.

BBP per hoofd van de bevolking = BBP : aantal inwoners van het land.  

Slide 15 - Tekstslide

BBP/per hoofd (GDP/per capita in dollars)
Welk land?

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag met 2.1
Gebruik de tekst van 2.1
Maakwerk 2.1: 1 t/m 6 (2 lessen) 

Introductie 1 t/m 5 nog niet af? Maak dit alsnog.

Snelle werker? Achteraan het hoofdstuk staat een handige samenvattingsopdracht per paragraaf.

Slide 17 - Tekstslide

Welkom bij AK!
Vandaag:
  •  2.1-les 2
  •  zelf aantekening maken
  •  afmaken opdrachten 2.1
1) Kom zitten met je duo aan de tafels in de voorste 3 rijen
2) Log in in Lessonup
3) aantekeningen schrift gereed, laptop later nodig

Slide 18 - Tekstslide

Op welke 2 manieren wordt welvaart gemeten?

Slide 19 - Tekstslide

Meten van welvaart
Samenstelling beroepsbevolking
De verdeling van de mensen over de drie sectoren: primair (landbouw), secundair (industrie) en tertiair (diensten).

  • hoe rijker een land, des te groter de dienstensector en des te kleiner de landbouwsector is.
  • hoe armer een land, des te groter de landbouwsector en des te kleiner de dienstensector is. 

Slide 20 - Tekstslide

Nadeel BBP/hoofd als maatstaf 
  1. BBP/hoofd wordt vaak uitgedrukt in dollars en koersen kunnen wisselen. 
  2. De koopkracht (hoeveel kun je van een dollar kopen?) verschilt per land;
  3. Informele sector wordt niet meegenomen;
  4. BBP/hoofd is een gemiddelde: het zegt niet over de verschillen tussen mensen (sociale ongelijkheid);
  5. BBP laat ook geen regionale ongelijkheid zien; 
  6. BBP zegt niets over levensomstandigheden.

Slide 21 - Tekstslide

Nadeel BBP/hoofd als maatstaf 
  1. BBP/hoofd wordt vaak uitgedrukt in dollars en koersen kunnen wisselen. 
  2. De koopkracht (hoeveel kun je van een dollar kopen?) verschilt per land;
  3. Informele sector wordt niet meegenomen;
  4. BBP/hoofd is een gemiddelde: het zegt niet over de verschillen tussen mensen (sociale ongelijkheid);
  5. BBP laat ook geen regionale ongelijkheid zien; 
  6. BBP zegt niets over levensomstandigheden.

Slide 22 - Tekstslide

Nadeel BBP/hoofd als maatstaf 
  1. BBP/hoofd wordt vaak uitgedrukt in dollars en koersen kunnen wisselen. 
  2. De koopkracht (hoeveel kun je van een dollar kopen?) verschilt per land;
  3. Informele sector wordt niet meegenomen;
  4. BBP/hoofd is een gemiddelde: het zegt niet over de verschillen tussen mensen (sociale ongelijkheid);
  5. BBP laat ook geen regionale ongelijkheid zien; 
  6. BBP zegt niets over levensomstandigheden.

Slide 23 - Tekstslide

Nadeel BBP/hoofd als maatstaf 
  1. BBP/hoofd wordt vaak uitgedrukt in dollars en koersen kunnen wisselen. 
  2. De koopkracht (hoeveel kun je van een dollar kopen?) verschilt per land;
  3. Informele sector wordt niet meegenomen;
  4. BBP/hoofd is een gemiddelde: het zegt niet over de verschillen tussen mensen (sociale ongelijkheid);
  5. BBP laat ook geen regionale ongelijkheid zien; 
  6. BBP zegt niets over levensomstandigheden.
Informele sector
Deel van de beroepen die niet officieel staan geregistreerd. Mensen die hierin werken staan niet als werkende bekend, betalen geen belasting en dragen zo niet bij tot het Bruto Nationaal Product.

Slide 24 - Tekstslide

Nadeel BBP/hoofd als maatstaf 
  1. BBP/hoofd wordt vaak uitgedrukt in dollars en koersen kunnen wisselen. 
  2. De koopkracht (hoeveel kun je van een dollar kopen?) verschilt per land;
  3. Informele sector wordt niet meegenomen;
  4. BBP/hoofd is een gemiddelde: het zegt niet over de verschillen tussen mensen (sociale ongelijkheid);
  5. BBP laat ook geen regionale ongelijkheid zien; 
  6. BBP zegt niets over levensomstandigheden.
Informele sector
Deel van de beroepen die niet officieel staan geregistreerd. Mensen die hierin werken staan niet als werkende bekend, betalen geen belasting en dragen zo niet bij tot het Bruto Nationaal Product.
Regionale ongelijkheid
Verschillen in welvaart tussen gebieden.

Slide 25 - Tekstslide

Regionale verschillen? BRP
Wil je regionale verschillen beter zien, dan moet je 'inzoomen', dus veranderen van schaalniveau. Van mondiaal (wereld) naar continentaal, nationaal,regionaal of lokaal

Slide 26 - Tekstslide

Controle van begrip
  1. Wat betekent BBP?
  2.  Noem 2 nadelen voor het gebruik van het BBP om landen met elkaar te vergelijken?
  3. Welke dimensie is BBP?
  4. Wanneer is wat beter: BBP of BRP? Waarom?
  5. Als je een beter beeld wil hebben van een gebied, moet je dan een klein of groot schaalniveau hebben?

Slide 27 - Tekstslide

VN-ontwikkelingsindex
  • Ook wel Human Development index (HDi). 
  • Meet het welzijn op: inkomen, alfabetiseringsgraad (of analfabetisme), levensverwachting. 
  • Ook wordt vaak gekeken naar toegang tot schoon drinkwater, onderwijs en gezondheidszorg, de voedselsituatie en beschikbaarheid telefoon/computer.

HDi is beter dan BNP per hoofd - het is een samengestelde index, dus het kijkt naar meerdere aspecten i.p.v. alleen het BNP per hoofd. 

Slide 28 - Tekstslide

Getal van 0 tot 1. Hoe beter het welzijn, des te hoger het getal (1). Verband tussen welzijn en welvaart? Hoe... Hoe...

Slide 29 - Tekstslide

Controle van begrip
  1. Wat wordt bedoeld met welzijn?
  2. Hoe wordt welzijn gemeten?
  3. Uit welke indicatoren bestaat HDi/ VN-ontwikkelingsindex?
  4. Wat kun je beter gebruiken om landen te vergelijken: BNP of HDi ? 

Slide 30 - Tekstslide

Quiz

Slide 31 - Tekstslide

Minder welvarend land
Welvarend land

Slide 32 - Sleepvraag

Hoe is de verdeling van de beroepsbevolking in armere landen?
A
Meeste mensen werken in een fabriek
B
Meeste mensen werken in de agrarische sector
C
Meeste mensen werken in de diensten
D
Gelijk verdeeld tussen industrie, landbouw en diensten

Slide 33 - Quizvraag

Wat is in Nederland de grootste sector in de beroepsbevolking?
A
Primair
B
Secundair
C
Tertiair

Slide 34 - Quizvraag

Wat zijn 2 nadelen van het gebruik van het BBP om landen economisch met elkaar te vergelijken?

Slide 35 - Open vraag

Welvaart
Welzijn
BBP/ hoofd
Koopkracht
Verdeling beroepsbevolking
Levensverwachting
Alfabetiseringsgraad
VN ontwikkelingsindex

Slide 36 - Sleepvraag

Heeft Marokko een grote sociale ongelijkheid? Leg je antwoord uit!

Slide 37 - Open vraag

In arme landen is er sprake van een hoog geboorte- én sterftecijfer. Welke dimensie staat hier centraal?
A
Economisch
B
Sociaal-cultureel
C
Demografisch
D
Fysisch

Slide 38 - Quizvraag

In Nederland werkte in 2012 82,2% van de beroepsbevolking in de dienstensector. Welke dimensie staat hier centraal?
A
Economisch
B
Politiek
C
Sociaal-cultureel
D
demografisch

Slide 39 - Quizvraag

Welk continent scoort op gemiddeld welzijn het laagst?
A
Zuid-Amerika
B
Afrika
C
Europa
D
Azië

Slide 40 - Quizvraag

Gebruik de atlas, statistiek wereld (285). Gebruik de kolom werken. Kijk naar de verdeling van de beroepsbevolking.
Zet deze landen op volgorde van arm naar rijk:
Kameroen, Israël, Mozambique, Ivoorkust

Slide 41 - Open vraag

Aan de slag met 2.1
Gebruik de tekst van 2.1
Maakwerk 2.1: 1 t/m 6 (2 lessen) 

Klaar? Gebruik bij op papier werken het antwoordmodel in Teams -> lesmateriaal

Slide 42 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Maken van 1.1: opdracht 1 tot en met 6.
  • Antwoord in hele zinnen! Dat moet op een toets ook. 
  • Bij een aantal vragen (2c, 4bc en 6) moet je de atlas gebruiken. Er staan twee kaarten zoals GB 87/GB 89. Je moet altijd de tweede kaart gebruiken!
  • Samen (als je wilt): 2C, 3D en 6. (komen we hier niet aan toe, dan zullen deze opdrachten volgende les besproken worden)

Klaar? Laat je werk aan de docent zien. Je krijgt een nakijkboekje.

Slide 43 - Tekstslide