In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kent een aantal factoren die een verklaring vormen voor de verdeling van de welvaart in de wereld.
Je kent de nadelen van het bnp/hoofd als maatstaf om de welvaart te meten.
Je weet hoe het wereldbeeld er voor een aantal economische kenmerken uitziet.
Je weet welke indicatoren (maatstaven) je kunt gebruiken om landen met elkaar te vergelijken en om de wereld in te delen in groepen van landen.
Je kent het verband tussen de verschillende economische patronen op de wereldkaart.
Je kent de beperkingen van kenmerken op nationaal niveau voor gebruik op een lager schaalniveau.
Je kunt landen die verschillen in ontwikkelingsgraad op een aantal terreinen (dimensies) met elkaar vergelijken.
Slide 2 - Tekstslide
Dimensies: met een andere bril
Ligging
Klimaten
neerslagpatronen
Reliëf
Plantengroei/ vegetatie/ landschap
BBP/BRP
(gemiddeld) inkomen (per capita)
koopkracht
(samenstelling van) beroepsbevolking
Import/exportpakket
analfabetisme
taal
godsdienst
bevolkingsspreiding en dichtheid
bevolkingsgroei (fase in de demografischetransitie)
leeftijdsopbouw
verstedelijking
geboorte- en sterftecijfer
Corruptie
Democratie/ dictatuur
persvrijheid
burgerrechten
Wie heeft de macht?
Samenwerking met andere landen etc.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van de culturele dimensie?
A
In India is veel urbaan-rurale migratie
B
In India is er een democratie
C
in India worden veel talen gesproken
D
in India komt elke zomer de moesson
Slide 4 - Quizvraag
Onder welke dimensie valt de bevolkingsgroei
A
Demografisch
B
Sociaal-cultureel
C
Economisch
D
Politiek
Slide 5 - Quizvraag
Bij welke aardrijkskundige dimensie horen conflicten?
A
Fysisch
B
Sociaal-cultureel
C
Demografisch
D
Politiek
Slide 6 - Quizvraag
Analfabetisme past bij de volgende dimensie...
A
politiek
B
natuurlijk
C
sociaal-cultureel
D
economisch
Slide 7 - Quizvraag
De olielekkages en vervuiling vallen onder de .. dimensie
A
economisch
B
politiek
C
fysisch
D
demografisch
Slide 8 - Quizvraag
Waarom verschil arm en rijk?
Falende overheid (corruptie, vriendjespolitiek)
Koloniaal verleden - rijke landen heersten over de arme landen
Via constructies belastingen ontlopen - arme landen missen dan inkomsten
Bescherming eigen bedrijven/markt door rijke landen - arme landen verkopen dan niks - verdienen dus geen geld
Arme landen verkopen vooral grondstoffen = goedkoop
In arme landen vaak (gewapende) conflicten - legt een economie lam
Slide 9 - Tekstslide
Meten van welvaart
BBP per hoofd van de bevolking
BBP = de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land in een jaar.
BBP per hoofd van de bevolking = BBP : aantal inwoners van het land.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Nadeel BBP als maatstaf
BBP wordt vaak uitgedrukt in dollars en koersen kunnen wisselen.
De koopkracht (hoeveel kun je van een dollar kopen?) verschilt per land;
Informele sector wordt niet meegenomen;
BBP is een gemiddelde: het zegt niet over de verschillen tussen mensen (sociale ongelijkheid);
BBP laat ook geen regionale ongelijkheid zien;
BBP zegt niets over levensomstandigheden.
Informele sector
Deel van de beroepen die niet officieel staan geregistreerd. Mensen die hierin werken staan niet als werkende bekend, betalen geen belasting en dragen zo niet bij tot het Bruto Nationaal Product.
Regionale ongelijkheid
Onrechtmatige verschillen in welvaart tussen gebieden.
Slide 12 - Tekstslide
Regionale verschillen?
Wil je regionale verschillen beter zien, dan moet je 'inzoomen', dus veranderen van schaalniveau. Van mondiaal (wereld) naar continentaal, nationaal,regionaal of lokaal
Slide 13 - Tekstslide
Controle van begrip
Wat betekent BBP?
Welke nadelen kent het gebruik van het BNP om landen met elkaar te vergelijken?
Welke dimensie is BBP?
Wat is beter: bruto binnenlands product of bruto regionaal product?
Slide 14 - Tekstslide
Meten van welvaart
Samenstelling beroepsbevolking
De verdeling van de mensen over de drie sectoren: primair (landbouw), secundair (industrie) en tertiair (diensten).
hoe rijker een land, hoe kleiner de landbouwsector.
hoe armer een land, hoe groter de landbouwsector.
Slide 15 - Tekstslide
Verband welvaart-beroepsbevolking?
Regel: hoe armer het land, hoe groter het aandeel van de primaire sector in de beroepsbevolking.
Slide 16 - Tekstslide
Minder welvarend land
Welvarend land
Slide 17 - Sleepvraag
Hoe is de verdeling van de beroepsbevolking in armere landen?
A
Meeste mensen werken in een fabriek
B
Meeste mensen werken in de agrarische sector
C
Meeste mensen werken in de diensten
D
Gelijk verdeeld tussen industrie, landbouw en diensten
Slide 18 - Quizvraag
Wat is in Nederland de grootste sector in de beroepsbevolking?
A
Primair
B
Secundair
C
Tertiair
Slide 19 - Quizvraag
VN-ontwikkelingsindex
Ook wel Human Development index (HDi).
Meet het welzijn op: inkomen, alfabetiseringsgraad (of analfabetisme), levensverwachting.
Ook wordt vaak gekeken naar toegang tot schoon drinkwater, onderwijs en gezondheidszorg, de voedselsituatie en beschikbaarheid telefoon/computer.
HDi is beter dan BNP per hoofd - het is een samengestelde index, dus het kijkt naar meerdere aspecten i.p.v. alleen het BNP per hoofd.
Slide 20 - Tekstslide
Getal van 0 tot 1. Hoe beter het welzijn, des te hoger het getal (1). Verband tussen welzijn en welvaart?
Slide 21 - Tekstslide
Controle van begrip
Wat wordt bedoeld met welzijn?
Hoe wordt welzijn gemeten?
Uit welke indicatoren bestaat HDi/ VN-ontwikkelingsindex?
Wat kun je beter gebruiken om landen te vergelijken: BNP of HDi ?
Slide 22 - Tekstslide
Quiz
Slide 23 - Tekstslide
Wat zijn 2 nadelen van het gebruik van het BBP om landen economisch met elkaar te vergelijken?
Slide 24 - Open vraag
Welvaart
Welzijn
BBP/ hoofd
Koopkracht
Verdeling beroepsbevolking
Levensverwachting
Alfabetiseringsgraad
VN ontwikkelingsindex
Slide 25 - Sleepvraag
Heeft Marokko een grote sociale ongelijkheid? Leg je antwoord uit!
Slide 26 - Open vraag
In arme landen is er sprake van een hoog geboorte- én sterftecijfer. Welke dimensie staat hier centraal?
A
Economisch
B
sociaal-cultureel
C
Demografisch
D
fysisch
Slide 27 - Quizvraag
In Nederland werkte in 2012 82,2% van de beroepsbevolking in de dienstensector. Welke dimensie staat hier centraal?
A
Economisch
B
Politiek
C
Sociaal-cultureel
D
demografisch
Slide 28 - Quizvraag
In welk continent is de welzijn het slechtst?
A
Zuid-Amerika
B
Afrika
C
Europa
D
Azië
Slide 29 - Quizvraag
Gebruik de atlas, statistiek wereld (GB 55e 285 / GB 54e 259). Gebruik de kolom werken. Kijk naar de verdeling van de beroepsbevolking. Zet deze landen op volgorde van arm naar rijk: Kameroen, Israël, Mozambique, Ivoorkust