SCC_M5 L3 zinnen enkelvoudig en samengesteld

Soorten zinnen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Soorten zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een enkelvoudige zin?

Slide 2 - Open vraag

Wat is een samengestelde zin?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel persoonsvormen bevat volgende zin?

Ik heb gisteren een nieuwe laptop gekocht.

A
1
B
2
C
3

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel persoonsvormen bevat volgende zin?

Toen het lawaai niet ophield, is mijn moeder naar boven gegaan.

A
1
B
2
C
3

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel persoonsvormen bevat volgende zin?

Deze plant moet je twee keer per week water geven.

A
1
B
2
C
3

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel persoonsvormen bevat volgende zin?

Hij kwam, hij zag en hij overwon.

A
1
B
2
C
3

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel persoonsvormen bevat volgende zin?

Ik heb iemand nodig die weet hoe eerstegraadsfuncties werken en die het mij kan uitleggen.

A
1
B
2
C
3

Slide 10 - Quizvraag

enkelvoudige zin
samengestelde zin
Ik moest gisteren studeren voor een toets wiskunde.
Wij gaan graag naar het zwembad en nadien naar het Elisabethpark.
Tijdens de G.W.P. heb ik mijn been gebroken.
Mijn moeder, die trouwens Frans is, lust helemaal geen kaas.
Ik was deze ochtend te laat omdat ik mijn zusje nog moest afzetten op school.
De leerkracht denkt toch niet dat ik die taak vandaag nog ga maken.
We verkenden nieuwsgierig de hotelkamers.
Mijn hart breekt als dieren mishandeld worden.

Slide 11 - Sleepvraag

Maak van volgende enkelvoudige zinnen een samengestelde zin:

"Ik ga op graag op reis. Ik ontdek graag nieuwe dingen."

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

4 Hoofdzin of bijzin?
  • Hoe herken je een hoofdzin?
De persoonsvorm en het onderwerp staan naast elkaar en er kan NIETS tussen.

  • Hoe herken je een bijzin?
De persoonsvorm en het onderwerp staan niet naast elkaar of er kan een woord(groep) tussen.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden
Mijn moeder zegt dat ik een koekje mag.
Mijn moeder zegt -> Er kan niets tussen o en pv -> dus hoofdzin
ik een koekje mag -> Er staat iets tussen o en pv -> dus bijzin
 
Ik fiets eerst naar school en ik loop daarna naar huis.
Ik fiets -> Er kan niets tussen o en pv -> dus hoofdzin
Ik loop -> Er kan niets tussen o en pv -> dus hoofdzin

Slide 17 - Tekstslide

Hoofdzin of bijzin?

De leraar klapte in zijn handen toen het tijd was om te beginnen.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 18 - Quizvraag

Gaat het in de volgende zin over nevenschikking of onderschikking?

"Nadat we even gewandeld hadden, wou ik toch ook wel gaan zitten."
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 19 - Quizvraag

Gaat het in de volgende zin over nevenschikking of onderschikking?

"De leerkracht kon niet van zijn gezicht aflezen of hij het goed begrepen had."
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 20 - Quizvraag

Gaat het in de volgende zin over nevenschikking of onderschikking?

"Achter mijn rug schreeuwde Marnik een paar vieze woorden, maar goed dat ik ze niet gehoord heb."
A
onderschikking
B
nevenschikking

Slide 21 - Quizvraag

Gaat het in de volgende zin over nevenschikking of onderschikking?

"Die stouterik lachte alsof hij blij voor me was."
A
onderschikking
B
nevenschikking

Slide 22 - Quizvraag

Gaat het in de volgende zin over nevenschikking of onderschikking?

"De Grote Markt was verlaten en er was nergens een mens te bespeuren."
A
onderschikking
B
nevenschikking

Slide 23 - Quizvraag

Gaat het in de volgende zin over nevenschikking of onderschikking?

"Drink je liever koffie of thee?"
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

Maak:
  • opdracht 17

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

5 Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.

  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeldzin 
  • Voordat we naar het concert van Metallica gaan, willen we eerst naar de pizzeria.

  • We willen eerst naar de pizzeria, voordat we naar het concert van Metallica gaan.

!!! Voor 'en/of'  staat NOOIT een komma

Slide 29 - Tekstslide

Nevenschikkend voegwoord
hoofdzin + hoofdzin

en, want, maar, of, dus...

voorbeeld:
Ik wil heel graag naar die nieuwe film, maar ik ben nog geen zestien.

Slide 30 - Tekstslide

Onderschikkend voegwoord
Het verbindt een hoofdzin en bijzin.

voorbeeld:
Je moet je om acht uur melden, als je drie keer te laat komt.

  • of - kan zowel neven- als onderschikkend zijn
    voorbeeld: Hij eet kaas of chocolade. / Ik weet niet of de trein vertraging heeft.
  • als, dan, hoewel, tenzij, terwijl, toen...
  • voegwoorden met 'dat': doordat, omdat etc.

Slide 31 - Tekstslide

Maak:
  • opdracht 19 
    NIET: E (laatste kolom)
  • oefeningen op GROEI 

Slide 32 - Tekstslide