In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Actief en passief: Begrijpen en Toepassen
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van deze les kan je het verschil tussen een bedrijvende en lijdende zin uitleggen en toepassen.
Slide 2 - Tekstslide
Introduceer het leerdoel van de les aan de leerlingen.
Wat weet je al over bedrijvende en lijdende zinnen?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een bedrijvende zin?
Een bedrijvende zin is een zin waarin het onderwerp de handeling verricht.
Slide 4 - Tekstslide
Stel de vraag aan de leerlingen: 'wat is een bedrijvende zin?' en leg uit aan de hand van voorbeelden.
Wat is een lijdende zin?
Een lijdende zin is een zin waarin het onderwerp de handeling ondergaat.
Slide 5 - Tekstslide
Stel de vraag aan de leerlingen: 'wat is een lijdende zin?' en leg uit aan de hand van voorbeelden.
Hoe herken je een bedrijvende zin?
Een bedrijvende zin herken je aan de persoonsvorm die in de tegenwoordige tijd staat.
Slide 6 - Tekstslide
Laat de leerlingen zelf bedrijvende zinnen bedenken en laat ze de persoonsvorm eruit pikken.
Hoe herken je een lijdende zin?
Een lijdende zin herken je aan de vorm van 'worden' + voltooid deelwoord.
Slide 7 - Tekstslide
Laat de leerlingen zelf lijdende zinnen bedenken en laat ze de vorm 'worden' + voltooid deelwoord eruit pikken.
Oefening
Verander de bedrijvende zin 'De jongen eet een appel' naar een lijdende zin.
Slide 8 - Tekstslide
Laat de leerlingen zelf aan de slag gaan met het omzetten van bedrijvende zinnen naar lijdende zinnen en andersom.
Wanneer gebruik je een bedrijvende zin?
Een bedrijvende zin gebruik je vooral wanneer je de nadruk wilt leggen op het onderwerp van de zin.
Slide 9 - Tekstslide
Bespreek met de leerlingen wanneer het juist is om een bedrijvende zin te gebruiken.
Wanneer gebruik je een lijdende zin?
Een lijdende zin gebruik je vooral wanneer je de nadruk wilt leggen op de handeling die wordt ondergaan.
Slide 10 - Tekstslide
Besprek met de leerlingen wanneer het juist is om een lijdende zin te gebruiken.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 13 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.