In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Lijdende en bedrijvende vorm
Slide 1 - Tekstslide
Welkom H3A!
Maak nu een foto van je huiswerk en mail die mij via Magister.
Slide 2 - Tekstslide
Wat ga je leren?
Aan het eind van de les kun je:
Lijdende van bedrijvende zinnen onderscheiden
Bepalen in welke situaties je juist wel of geen lijdende zinnen gebruikt.
Zelf lijdende zinnen bedenken
Een lijdende zin omzetten naar een bedrijvende zin
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Bekijk het bord
Wat valt je op aan de laatste zin?
Slide 5 - Tekstslide
Wat valt je op aan de zin:
MISBRUIK WORDT GESTRAFT
Slide 6 - Open vraag
Bijzonder
In de zin "MISBRUIK WORDT GESTRAFT" staat wel een onderwerp, namelijk 'misbruik'.
Het onderwerp is echter niet actief, immers misbruik straft niet.
Slide 7 - Tekstslide
Wie zou er wel straffen in de zin: MISBRUIK WORDT GESTRAFT
Slide 8 - Woordweb
Je ziet dat in deze zin het onderwerp niet actief is. Drie redenen om een zin zo te formuleren zijn:
1. Je wilt niet vertellen wie de handeling uitvoert.
2. Het is niet belangrijk wie de handeling uitvoert.
3. Je wil de nadruk leggen op woord(groep).
Misbruik wordt gestraft --> Het gaat hier om 'Misbruik'.
Slide 9 - Tekstslide
De bedrijvende vorm
a. De man koopt een computer
- Deze zin is actief
- In zin a staat een werkwoordelijk gezegde, een onderwerp en een lijdend voorwerp
Slide 10 - Tekstslide
De lijdende vorm
b. De computer wordt door de man gekocht (passief)
- Er veranderen dan drie dingen: 1. Het lijdend voorwerp wordt onderwerp. 2. Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door. 3. In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden te staan.
Slide 11 - Tekstslide
Even ontleden:
De computer wordt door de man gekocht.
De computer/wordt/ door de man /gekocht.
De computer is onderwerp
is gekocht wordt is wg
door de man is BWB
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeelden
Actief
Passief (hulpwerkwoord is worden)
OTT
Jan slaat de hond.
De hond wordt door Jan geslagen.
OVT
Jan sloeg de hond
De hond werd door Jan geslagen.
OTTT
Jan zal de hond slaan.
De hond zal door Jan wordengeslagen.
OVTT
Jan zou de hond slaan.
De hond zou door Jan wordengeslagen.
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeelden
Actief
Passief (hulpwerkwoord is zijn)
VTT
Jan heeft de hond geslagen.
De hond is door Jan geslagen.
VVT
Jan had de hond geslagen.
De hond was door Jan geslagen.
VTTT
Jan zal de hond hebbengeslagen.
De hond zal door Jan zijngeslagen.
VVTT
Jan zou de hond hebbengeslagen
De hond zou door Jan zijngeslagen.
Slide 14 - Tekstslide
Even oefenen. Sleep de zinnen naar het juiste hokje. Is de zin bedrijvend of lijdend?
Bedrijvend
Lijdend
Hij zal waarschijnlijk de iPhone kopen.
De auto is door de man gekocht.
Mijn dochter zoekt een kamer in Utrecht.
Je moet hem niet zo plagen.
De menigte werd door de politie verspreid.
Hij zou dat zelf gedaan hebben.
De kamer was door de brand zwartgeblakerd.
Slide 15 - Sleepvraag
Andere redenen om lijdende zinnen te gebruiken. Lees het volgende stukje. Het is voornamelijk geschreven in een lijdende vorm. In de volgende dia kun je aangeven wat je opvalt.
Tijdens de vergadering is besloten dat leerlingen bij het online leren worden begeleid door specialisten. Hiertoe zullen diverse cursussen worden gefaciliteerd door de directie. Op deze cursussen kan ingeschreven worden door kandidaten met aantoonbare ervaring.
Slide 16 - Tekstslide
Wat valt je op aan de schrijfstijl van het stukje in de vorige dia?
Slide 17 - Open vraag
Lijdende zinnen
Lijdende zinnen zijn niet altijd handig. Als je veel lijdende zinnen gebruikt, wordt je taalgebruik te zakelijk, te passief. Voor de lezer is dat vervelend.
Slide 18 - Tekstslide
'Het geld wordt morgen door mijn werkgever op mijn rekening gestort'. Maak van deze zin een bedrijvende zin.
Slide 19 - Open vraag
Van lijdend naar bedrijvend en andersom
Kijk eerst in welke vorm hij staat.
Bekijk wie de handelend persoon is in de zin (wie voert het uit). Meestal staat deze achter het woord 'door', soms moet je deze verzinnen.
Maak van de handelend persoon het onderwerp van de zin, haal het woord door weg.
Bekijk in welke tijd een zin staat (verleden-tegenwoordig en voltooid of onvoltooid).
Is de lijdende zin voltooid (vorm van zijn met voltooid deelwoord), dan maak je een zin met hebben en het voltooid deelwoord.
Is de lijdende zin onvoltooid (vorm van worden met voltooid deelwoord, dan maak je de zin onvoltooid door van het voltooid deelwoord een persoonsvorm te maken..
Controleer of de persoonsvorm in de bedrijvende vorm in dezelfde tijd staat als die in de lijdende zin (tt/vt)
Slide 20 - Tekstslide
Even oefenen
Je krijgt zinnen te zien die of in de bedrijvende of in de lijdende vorm staan.
Let op! Je hebt 10 sec om te antwoorden!
Slide 21 - Tekstslide
Hij zal waarschijnlijk de iPhone X kopen.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 22 - Quizvraag
De auto is door de man gekocht.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 23 - Quizvraag
Je moet hem niet zo plagen.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 24 - Quizvraag
Mijn jas is meegenomen door mijn vriendin.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 25 - Quizvraag
Hij keek door het zolderraam naar buiten.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 26 - Quizvraag
Noem iets wat je leuk vond, één ding dat je hebt geleerd of onthouden en iets wat je nog wilt weten.