week 5 c3GT3

Huiswerk voor vandaag:
Nieuw Nederlands online
KLASCODE 83686
Cursus 7 spelling
Paragraaf 1 - herhaling leerjaar 2
Opdracht 1 t/m 6 
* Filmpje leestekens
* Samenvatting LessonUp
* Zelfstandig werken / huiswerk 
Spelling / Leestekens
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk voor vandaag:
Nieuw Nederlands online
KLASCODE 83686
Cursus 7 spelling
Paragraaf 1 - herhaling leerjaar 2
Opdracht 1 t/m 6 
* Filmpje leestekens
* Samenvatting LessonUp
* Zelfstandig werken / huiswerk 
Spelling / Leestekens

Slide 1 - Tekstslide

 Filmpje leestekens 

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens
Waarom is het belangrijk om leestekens correct te gebruiken?

Goed gebruik van leestekens
 maakt een tekst eenvoudiger te lezen.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe heten de leestekens die hierboven staan? Sleep de juiste naam naar het juiste leesteken.
aanhalingsteken
komma
punt
puntkomma
vraagteken

Slide 4 - Sleepvraag

LEESTEKENS
- aan het eind van een zin
- aan het eind van een vraagzin
- aan het eind van een zin met extra nadruk
- tussen twee persoonsvormen / tussen delen van een opsomming / na een naam of uitroep aan het begin van een zin / vóór verbindingswoorden
PUNT
VRAAGTEKEN
UITROEPTEKEN
KOMMA

Slide 5 - Sleepvraag

wat doe jij hier in spanje
Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
.
?
!
,
HOOFD-
LETTER

Slide 6 - Sleepvraag

kom gauw jeroen zit in de kantine
Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
HOOFD-
LETTER
.
.
?
?
!
!
,
,

Slide 7 - Sleepvraag

(Leestekens en spaties)
De minister ........
A
zei: ' Ik wacht af. "
B
zei: "Ik wacht af."
C
zei:" Ik wacht af."

Slide 8 - Quizvraag

Komma ,
Tussen 2 persoonsvormen: 
Als je gesport hebt, moet je daarna douchen. 
Voor voegwoorden als maar, nadat, omdat, terwijl, want:
Marij struikelde, doordat haar veter los zat. 
Zet (in het algemeen) geen komma voor en/ of. 
Voor en na een deel van de zin met extra informatie:
Mijn opa, die morgen 60 wordt, geeft zaterdag een feestje. 
Tussen delen van een opsomming (maar niet voor en)
In de kantine worden soep, broodjes, melk en fruit verkocht. 



Slide 9 - Tekstslide

In welke zin is de komma goed gebruikt?
A
Ik ben blij, met mijn cijfer ik had, ook goed geleerd.
B
Ik ben blij met mijn cijfer ik, had ook goed geleerd
C
Ik ben blij, met mijn cijfer ik had ook goed geleerd.
D
Ik ben blij met mijn cijfer, ik had ook goed geleerd.

Slide 10 - Quizvraag

Deze leestekens gaan we extra oefenen:

  • Dubbele punt:


  • Dubbele aanhalingstekens:                          

Slide 11 - Tekstslide

Dubbele punt :
Voor een aangekondigde opsomming:
Dit heb je nodig voor het recept: melk, bloem, eieren en boter.
Voor de directe rede of een citaat:
Nathan zei: 'Ik had dat niet verwacht.'
Als het tweede deel van een zin een verklaring of reden vormt bij het eerste deel:
Frits wil graag een fatbike: hij moet 10 kilometer fietsen naar school. 


  1. Mijn lievelingsdieren zijn: Honden, katten en beren.
  2. Ik heb een nieuwtje: Ik ga op vakantie naar Texel!

Slide 12 - Tekstslide

Aanhalingstekens '  ' 
Bij directe rede of een citaat:
'Heb jij een pen voor me?' vroeg Rachel aan Sem.
Let op: bij indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens:
Rachel vroeg aan Sem of hij een pen voor haar had. 
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis: 
Het woord 'onmiddellijk' is een berucht dicteewoord. 

Slide 13 - Tekstslide

Extra uitleg aanhalingstekens
  • De punt, het uitroepteken of het vraagteken valt binnen de aanhalingstekens.


  • Bij gedachten zet je geen aanhalingstekens.




Slide 14 - Tekstslide

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Heb je ook zo'n lieve opa? "zei Piet."
B
"Heb je ook zo'n lieve opa?", zei Piet.
C
"Heb je ook" zo'n lieve opa? zei Piet.
D
"Heb je ook zo'n lieve opa? zei Piet."

Slide 15 - Quizvraag

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
"Mijn lievelingseten" is lasagne, zegt mama.
B
Mijn lievelingseten is lasagne, "zegt mama."
C
"Mijn lievelingseten is lasagne, zegt mama".
D
"Mijn lievelingseten is lasagne", zegt mama.

Slide 16 - Quizvraag

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Jayden zei: Ik lust "geen koffie."
B
"Jayden zei: Ik lust geen koffie."
C
Jayden zei: "Ik lust geen koffie."
D
"Jayden zei:" Ik lust geen koffie.

Slide 17 - Quizvraag

Huiswerk voor morgen: 
Nieuw Nederlands online
KLASCODE 83686
Cursus 7 spelling
Paragraaf 2 - 
Opdracht 1 t/ m 6B

Slide 18 - Tekstslide

Een zakelijke brief schrijven

Slide 19 - Tekstslide

Wat weet je al van een
zakelijke brief

Slide 20 - Woordweb

Vaste indeling (briefconventies)
1. Afzender (schrijver)
2. Geadresseerde (ontvanger)
3. Plaats, datum
4. Betreft (onderwerp)
5.  Aanhef (Geachte...),
6. Inhoud: inleiding - middenstuk - slot
7. Slotgroet (Met vriendelijke groet,)
8. Ondertekening (Handtekening + naam)

Zet een

witregel

tussen de onderdelen

Slide 21 - Tekstslide

Sleep de eerste 5 onderdelen van een zakelijke brief naar de juiste plek.
Plek 3
Plek 2
Plek 1
Plek 4
Plek 5
Geadresseerde
Plaats, datum
Afzender
Onderwerp
Aanhef

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is een voorbeeld van een zakelijke brief?
A
Sollicitatiebrief
B
Brief aan de buurman
C
Brief aan een penvriend
D
Klachtenbrief

Slide 23 - Quizvraag

Wat past bij een zakelijke brief?
A
Formeel taalgebruik
B
Informeel taalgebruik

Slide 24 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
Venlo, 21-01-2024
B
Venlo 21 januari 2024
C
Venlo, 21 Januari 2024
D
Venlo, 21 januari 2024

Slide 25 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
Betreft: klacht vakantie
B
Betreft: Klacht vakantie
C
Betreft: klacht vakantie.
D
Betreft: Klacht vakantie.

Slide 26 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
Geachte Heer, Mevrouw,
B
Geachte heer, mevrouw,

Slide 27 - Quizvraag

Uitzending Red mijn vakantie
Je ziet zo vijf jongens die op vakantie zijn en niet tevreden zijn over hun appartement. Stel je voor dat je bij dit groepje hoort en schrijf een klachtenbrief aan de reisorganisatie.  
 Schrijf de belangrijkste argumenten op  en gebruik deze bij het schrijven van je brief. 
Denk ook na wat je aan compensatie verwacht.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Klassikaal bespreken 
Welke argumenten heb je opgeschreven? 

Schrijf alle argumenten (ook die van anderen) op en kies welke drie argumenten je het beste vindt en in je brief gaat gebruiken. 

Slide 30 - Tekstslide

Schrijf de brief 
De inleiding: voorstellen + aanleiding/probleem
***
 De kern: wat is/was het probleem, drie argumenten waarmee je onderbouwt dat het een probleem is/was  + de oplossing die je voorstelt en waarom dat redelijk is)
***
Slot: conclusie + geef aan dat je een reactie verwacht op je voorgestelde oplossing


Dit schrijfplan laat je goedkeuren en aftekenen. Morgen gaan we in de les de brief schrijven. 

Slide 31 - Tekstslide

CLASSROOM

LEVER JE BRIEF UITERLIJK AANSTAANDE MAANDAG IN. 

Slide 32 - Tekstslide

Heb je nog moeite met de aanhalingstekens?
Ja
Nee

Slide 33 - Poll

In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
'Wil je ook een koekje bij de thee'?, vroeg oma aan Liz.
B
'Wil je ook een koekje bij de thee?, vroeg oma aan Liz.'
C
'Wil je ook een koekje bij de thee, vroeg oma' aan Liz.
D
'Wil je ook een koekje bij de thee?', vroeg oma aan Liz.

Slide 34 - Quizvraag

In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
'Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie, zei grootmoeder.'
B
'Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie', zei grootmoeder.
C
'Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie,' zei grootmoeder.
D
Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie, 'zei grootmoeder.'

Slide 35 - Quizvraag


In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
'Ik zei het toch...', 'zuchtte Elias.' 'Je moet niet zo gemeen doen.'
B
Ik zei het toch..., zuchtte Elias. 'Je moet niet zo gemeen doen.'
C
Ik zei het toch..., zuchtte Elias. Je moet niet zo gemeen doen.
D
'Ik zei het toch...', zuchtte Elias. 'Je moet niet zo gemeen doen.'

Slide 36 - Quizvraag

In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
Zij vroeg: 'Wat zie ik daar voor moois?'
B
'Zij vroeg': Wat zie ik daar voor moois?
C
'Zij vroeg: Wat zie ik daar voor moois?'
D
Zij vroeg: 'Wat zie ik daar voor moois'?

Slide 37 - Quizvraag


In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
Roos antwoordde: 'Ik vind de creatieve vakken juist het leukst'!
B
Roos antwoordde: 'Ik vind de creatieve vakken juist het leukst!'
C
'Roos antwoordde: Ik vind de creatieve vakken juist het leukst!'
D
'Roos antwoordde': 'Ik vind de creatieve vakken juist het leukst!'

Slide 38 - Quizvraag

In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt? [1]
A
'De meester vroeg: Wil je dat nooit meer doen?'
B
De meester vroeg: 'Wil je dat nooit meer doen'?
C
De meester vroeg: 'Wil je dat nooit meer doen?'
D
De meester vroeg: Wil je dat nooit meer doen?

Slide 39 - Quizvraag


In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
'Oeh, dat is spannend, zei mijn zusje. Ik durf niet meer.'
B
'Oeh, dat is spannend', zei mijn zusje. Ik durf niet meer.
C
Oeh, dat is spannend, zei mijn zusje. 'Ik durf niet meer.'
D
'Oeh, dat is spannend', zei mijn zusje. 'Ik durf niet meer.'

Slide 40 - Quizvraag


In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
'Anna mopperde: Ik weet zeker dat het klopt!'
B
Anna mopperde: 'Ik weet zeker dat het klopt!'
C
Anna mopperde: 'Ik weet zeker dat het klopt'!
D
'Anna mopperde': Ik weet zeker dat het klopt!

Slide 41 - Quizvraag


In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
'Hé Achmed'!, riep Sem. 'Alles goed'?
B
'Hé Achmed!, riep Sem. Alles goed?'
C
'Hé Achmed!', riep Sem. 'Alles goed?'
D
Hé Achmed!, riep Sem. 'Alles goed?'

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Tekstslide