In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Wiederholung Klasse 2 & 3
Grammatik
werkwoordsvervoeging
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel:
Ik kan de werkwoorden 'haben', 'sein' en 'werden' in de tegenwoordige tijd gebruiken.
Slide 2 - Tekstslide
Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 3 - Sleepvraag
Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
Slide 4 - Sleepvraag
Het werkwoord werden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden
Slide 5 - Sleepvraag
Wist je de rijtjes van 'haben', 'sein' & 'werden' nog?
😒🙁😐🙂😃
Slide 6 - Poll
Vul de juiste vorm van 'haben', 'sein' of 'werden' in!
Slide 7 - Tekstslide
............... du Zeit für mich?
Slide 8 - Open vraag
Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .
Slide 9 - Open vraag
Nein, wir ............... nie zurückommen.
Slide 10 - Open vraag
Johann, wo...............du?
Slide 11 - Open vraag
.............. Sie schon wieder krank?
Slide 12 - Open vraag
.............. ihr froh, dass der Urlaub beginnt?
Slide 13 - Open vraag
Mit wem ............... ihr nach Hamburg gehen?
Slide 14 - Open vraag
Voldoe jij aan dit leerdoel: Ik kan de werkwoorden 'haben', 'sein' en 'werden' in de tegenwoordige tijd gebruiken.
😒🙁😐🙂😃
Slide 15 - Poll
Leerdoel:
Ik kan de zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
Slide 16 - Tekstslide
Vervoeg het werkwoord!
Slide 17 - Tekstslide
Max . . . seiner Freundin Ohrringe. [schenken]
Slide 18 - Open vraag
Siehst du das Kind? Es ... seine Eltern. [suchen]
Slide 19 - Open vraag
... du deine Zähne zweimal am Tag? [putzen]
Slide 20 - Open vraag
Ihr ... sehr fleißig! [arbeiten]
Slide 21 - Open vraag
Warum . . . du diesen Mann so? [hassen]
Slide 22 - Open vraag
Das Flugzeug ... um 14:30 Uhr. [landen]
Slide 23 - Open vraag
Voldoe jij aan dit leerdoel: Ik kan de zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 24 - Poll
Leerdoel:
Ik kan de sterke werkwoorden (met een a en een e in de stam) in de tegenwoordige tijd vervoegen.
Slide 25 - Tekstslide
Ich. . . oft T-Shirts. [tragen]
Slide 26 - Open vraag
Er ... immer so undeutlich! [sprechen]
Slide 27 - Open vraag
... du noch zum Krankenhaus? [fahren]
Slide 28 - Open vraag
Lisa ... am Wochenende gerne aus. [schlafen]
Slide 29 - Open vraag
Marina ... überhaupt keine Süßigkeiten. [essen]
Slide 30 - Open vraag
Voldoe jij aan dit leerdoel: Ik kan de sterke werkwoorden (met een a en een e in de stam) in de tegenwoordige tijd vervoegen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 31 - Poll
Leerdoel:
Ik kan de Modalverben (können, müssen, sollen, wissen, mögen, dürfen, möchten, wollen) in de tegenwoordige tijd vervoegen.
Slide 32 - Tekstslide
Vul de juiste vervoeging van het Modalverb in.
Slide 33 - Tekstslide
(Ik vind leuk) ...... dieses Computerspiel.
Slide 34 - Open vraag
(Kunnen wij) ...... morgen Ski fahren?
Slide 35 - Open vraag
(Weet je) ...... vielleicht, wo wir am besten shoppen können?
Slide 36 - Open vraag
Rafting ist toll, das (moeten) ...... ihr unbedingt mal ausprobieren.
Slide 37 - Open vraag
Voldoe jij aan dit leerdoel: Ik kan de Modalverben (können, müssen, sollen, wissen, mögen, dürfen, möchten, wollen) in de tegenwoordige tijd vervoegen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 38 - Poll
Leerdoel:
Ik kan de Modalverben (können, müssen, sollen, wissen, mögen, dürfen, möchten, wollen) in de verleden tijd vervoegen.
Slide 39 - Tekstslide
Warum (wilden) ...... ihr keine Anzeige erstatten?
Slide 40 - Open vraag
Am Wochenende (kon) ...... Tom mich nicht anrufen.
Slide 41 - Open vraag
Ich (vond leuk) ...... es früher nicht, mit Karte zu zahlen.
Slide 42 - Open vraag
Wir (mochten) ...... ihn am Abend endlich im Krankenhaus besuchen.
Slide 43 - Open vraag
Voldoe jij aan dit leerdoel: Ik kan de Modalverben (können, müssen, sollen, wissen, mögen, dürfen, möchten, wollen) in de verleden tijd vervoegen.